Hoe is steenkool ontstaan ?

ontstaan_tijdspiraal

De steenkool is een sedimentaire rots van plantaardige oorsprong. De talrijke indrukken van gewassen die men in het kolenterrein vindt en de sporen van plantenweefsels die men in de kolen zelf ontdekt, later daarover niet meer de minste twijfel. De omvorming van planten tot steenkolen heeft niet in enkele jaren plaats gehad, doch strekt zich miljoenen jaren uit. In de tijd, toen de steenkolenvorming een aanvang nam, waren de streken die nu kolen in hun boden bezitten, uitstrekte oerwouden en moerassen. 

Deze plantengroei ging eeuwen ongestoord door en op de boden vormde zich een dikke laag van uitgedrukte en vernielde plantresten, die door bodemverzakkingen in de diepte verdwenen. Tengevolge van deze verzakking werd de laag overstroomd, 't zij door zeewater 't zij door deze verzakking werd 't zij door zoetwater, voortkomend van regen of rivieren. Het water voerde zand en klei aan, waarmede de plantenlaag bedekt en definitief van de lucht afgesloten werd. Het inkolingsproces kon beginnen. Als eerst overgang van de plantenresten naar steenkool ontstond het turf, dat na vele duizenden jaren in bruinkool veranderd werd. Spriet is een overgangsstadium tussen turf en bruinkool.

De bruinkoollagen werden tenslotte steenkolenlagen onder de werking van de steeds groter wordende drukking der opeengestapelde gronden en der toenemende warmte. Daar waar deze factoren het sterkt en het langst gewerkt hebben is de inkling nog verder gegaan antraciet en zelfs grafiet werd gevormd. De zand- en kleilagen door het water aangebracht verhardden en vormden de steen banken die wij nu boven en onder de kolen langen terugvinden en het nevengesteente genoemd worden. Beurtelings werden er zulke planten- en steenlagen opeengestapeld, zij hebben elkander samengedrukt, zijn stilaan verhard en hebben eindelijk het aanschijn gegeven aan het hedendaags kolenveld.

De verschillende plantenorganen hebben in het nevengesteente hun indrukken of ten minste hun sporen achtergelaten, deze laten toe de betrekkelijke liggende steen bank of vloer van de kolen thuis horen; en een steen die afdruksels van bladeren of taken vertoont, deel uitmaken van het hangend gesteente of het dak van de laag. 

ontstaan_schema

Naargelang de overstroming door zeewater of door de wateren van de continent gebeurden, vertonen de kolenlagen ofwel zeeformaties ofwel continentale terreinformaties; deze niveaus of horizonten zijn goed van elkander te onderscheiden, dank zij de fossielen die wij er in terugvinden; deze laatste behoren tot de zoutwater- of tot zoetwater soort, naargelang zij door de zee of door de wateren van de vasteland zij afgezet. De kolenlagen, waarvan het dak zoetwaterdiertjes bevat, zijn zeer talrijk; de daken van de kolenlagen met zeefossielen zijn uiterst zeldzaam en juist daarom vormen ze zeer kostbare vergelijkingsniveaus; zo hebben wij in België drie dergelijke niveaus van groot belang om de gelijkvormigheid der lagen en bekkens van West-Europa met grote benadering te bepalen.

onstaan_inkoling

DE STEENKOLENFORMATE IN BELGIE

A. STRATEGISCHE SCHAAL VAN HET KOLENGEBERGTE.   Aan de basis van het kolengebergte ligt overal een harde rots, de carboonkalk, de overgang tussen Devoon en Carboon. Op de carboonkalk-banken rust de terreingroep Namuriaan en daarop het Westfaliaan; in dit laatste bevinden zich feitelijk de kolenlagen. De groepen Namuriaan en Westfaliaan bevatten de volgende zones, die in ons land en elders duidelijk bepaald zijn (zie ook tabel):

Westfaliaan  {5. Zine van Flénu, 4. Zone van Charleroi, 3. Zone van Chatelet {vormen een machtige afzetting van zand- en leisteen, en psammiet waartussen de kolenlagen

Namuriaan {2. Zone van Andenne, 1. Zone van Chokier {met onbeduidende kolenlagen   De grote, rijke kolen bevinden zich hoofdzakelijk in de zones van Charleroi en Flénu. Dwars door de zone van Charleroi loopt een zeehorizon, die als vergelijkingsvlak dient tussen de verschillende kolenbekkens: het is de horizon van Quaregnon of Katharina-niveau. Tussen de zone van Charleroi en Flénu is er een tweede horizon: die van Maurage (of Petit-Buisson) ook Aegir-niveau genoemd.

B. ONTSTAAN DER BELGISCHE KOLENBEKKENS.   Om ons een duidelijk beeld over het ontstaan der Belgische kolenbekkens te vormen, moeten wij ons terugdenken in de vormingsperiode van het carboon. Op dit ogenblik bedekten de Westfaalse afzettingen, die toen de jongste waren, het overige primaire als een onmetelijk tapijt. Als wij een Z-N doorsnede door het land, volgens de richting Dinant-Hasselt maken, vinden we een enorme massa horizontale afzettingen, zeer dik in het Zuiden (waar de Devoonformatie nog bijhoort) en minder dik in 't Noorden.

Nu zet de aardkost zich in beweging en de grote Hercynische berketen worden geboren; in ons land worden de gronden aan horizontale drukkingen in de richting Zuid-Noord onderworpen, zodat zij op zekere punten sterk, op andere punten minder sterk geplooid worden (beeld van een tapijt). Daardoor ontstonden hoogten en laagten, bergen en dalen, die men in de Aardkunde zadels en kommen noemt. In grote lijnen kan nu het relief van Belgische bodem voorgesteld worden zoals het figuur aantoont.   Ten Noorden van de Brabantse zadel bleef de min of meer vlakliggende kolenformatie voor de hercynische schok gevrijwaard. De aldus gevormde bergketens werden door de erosie bewerkt, al de kruinen tijdvak in een uitgestrekte vlakte herschapen. Het secundair en tertiair tijdperk hebben nieuwe terreinen aangebracht en alzo is ten huidige dage het kolengebergte meest door dikke grondlagen bedekt, het zogenaamde dekterrein.

 De Kempen

A. DE ONTDEKKING.   In Limburg bevindt zich de kolenformatie op de nooderflank van de Brabantse heuvelrug, bedenk met een dikke mantel van jongere gronden. Ook werd het bestaan van dit kolenterreinen slechts in het begin dezer eeuw bevestigd; het is namelijk in 1901 dat de Belgische Aardkundige << André Dumont >> voor het eerst een kolenlaag op 541 m ontmoet bij de diepte boringen te Asch.   Meerdere verkenningsboringen en latere afdiepingen en ondergrondse werden werken hebben toegelaten de rijkdom en de uitgestrektheid van het kolenveld te schatten; volgens de jongste gegevens zouden 2 1/2 à 3 miljard ton afbouwwaardige brandstof voorhanden zijn. De primitieve vlakte duikt steeds dieper weg onder het dekterrein men noordwaarts gaat, sterkt zich verder onder Nederland uit om zich met de zogenaamde borst van de Peel te verbinden.   Het is meer dan waarschijnlijk, dat deze twee gebieden: de kempen en de Peel van elkander gescheiden zijn door een verzakte zone, << de gracht van Roermond >>; dit bewijst een boring van 1050 m diepte te molenbeersel waar men niet eens het kolengebergte bereikte, het kan daar misschien wel op 3000 m gelegen zijn.

B. STRATIGRAFISCHE SCHAAL VAN HET KEMPISCHE KOLENBEKKEN.   De << gelaagdheid >> van het gesteente vertoont in de kempen een treffende gelijkenis met het Zuidelijk kolenbekken. Het normale boorprofiel laat deze gelijkenis uitschijnen. Het staat vast dat de Carboonkalk-gronden, hier zowel als elders, het steunvlak van het Carboon vormen. De aardkundigen onderscheiden tien wel gekenmerkte zone in de Kempen. Onmiddellijk boven de Carboonkalk hebben wij het Namuriaan, het bevat twee zones met zeer weinig kolenlagen.

TABEL   Carboonkalk  

Hierop rust de Zone van Nooderwijk; deze vindt haar weerga in de Waalse bekkens, waar ze het onderste gedeelte van de Zone van Chatelet uitmaakt. Ze vertoont arme kolenlagen, bestaande uit magere kool met 12 % vluchtige bestanddelen. Dan heeft men de kleine steriele zone van gemiddeld 70 m dik waar geen kolenlaag te vinden is. Daarop volgt de Zone van Beringen, betrekkelijk arm en totnogtoe nergens uitgebaat. Vervolgens hebben wij de grote steriele zone van 160 tot 200 m dikte, waarin zich niet het minste spoor van een kolenlaag bevindt. De zone van Genk, die nu volgt is de rijkste lagenbundel die men kent, met minstens 18 ontginbare kolenlagen, waarvan de meeste afgebouwd worden in de verschillende concessies. Het dak der laag van deze bevat de zeehorizon van Quaregnon, die als vergelijking dient tussen de zones van alle gekende West-Europese bekkens. Hij wordt gekenmerkt door fossielen van zeer kleine zoutwaterschelpdiertjes: de lingula-mytiloïdes.  

De zone van Asch, die daar juist boven ligt, bevat 9 afbouwwaardige lagen met kolen van 27 tot 35 % vluchtige bestanddelen. Aan de bovenzijde dezer zoneis weer een zeehorizon, die met ons in Zuiderbekken, doch wel in Nederland en Duitsland gevonden wordt: het niveau van Eisden.De zone van Eikenberg, die daarop volgt is ook een zeehorizon bedekt, de zeer bekende zeehorizon van Maurage. Deze niet zeer belangrijke zone bevat kolenlagen met 30 35 % vluchtige bestanddelen. De drie laatstgenoemde zones stemmen overeen met de Waalse << Assise de Chaleroi>> die daar ook de schoonste lagenbundel vertegenwoordigt.   Eindelijk heeft men een laatste weinig gekende zone: de zone van Donderslag, die haar evenbeeld vindt in de zone van Flému van de Boriage. De totale hoogte van het carboon in de Kempen kan op ruim 2000 m geschat worden; de gemiddelde dikte van de afbouwwaardige kolenlagen is 0,90 m en de verhouding tussen de totale hoogte van het kolengebergte is ongeveer 2 %.

C. DE GROTE STORINGEN IN HET KEMPISCH KOLENBEKKEN. Het Kempische kolenbekken is in vergelijking met de Waalse kolenafzettingen weinig geplooid, maar het vertoont een groot aantal verschuivingen, waarvan min of meer schuine, geslote of gepende scheuren (breuken) de oorzaak zijn geweest. Er zijn twee soorten breuken: de afschuiving en de opschuiving. Bij een afschuiving zijn de lagen ten opzichte van alkander verschoven. Het scheidingsvlak van de breuk is meestal vrij steil; de afschuiving is het gevolg van dwarse, soms loodrechte drukkringen. Afschuivingen komen zeer veel voor mogen als het type van de Kempische storingen aangezien worden. Opschuiving ontstaan door zijdelings horizontale krachten. Zij worden in tegenstelling met de afschuiving maar uitzonderlijk aangetroffen.

Het Kempisch kolenbekken heeft de van een grote kom; doch na de grote Hercynisch stoot, die uit het Zuiden kwam en waarvan, dank zij de zadel van Brabant, Noord-België, veel minder dan Zuid-België de invloed blijkt te hebben ondergaan, zijn er tijdens en na carboonformatie nieuwe aardbevingen geweest, die het terein gescheurd en gebroken hebben.

Naargelang we in de kom afdalen, zowel vanuit de Noorder- als vanuit de Zuiderflank, ontmoeten we meestal gelijklopende afschuivingen die de bodem van de kom nog merkelijk hebben. De Zuidelijke frank der kom vormt de horst van Brabant-Kempen; de Nooderlijke is de horst van de Peel in Nederland. De aslijn (diepst gelegen lijn) van de kom ligt ongeveer ter breedte van Roermond. In de Kempen wordt het Zuidelijkste deel der kom ontgenomen en men veronderstelt, dat de ontginbare oppervlakte zich aftekent volgens een band in de richting O.-W. ten Noorden van Hasselt.

D. VERBAND TUSSEN DE KEMPEN EN ANDERE BEKKENS. Het verband tussen de Zuiderbekkens en Hollands Limburg werd reeds aangehaald. Het kolenbekken is rechtstreeks met het Nederlands bekken in Zuid-Limburg verbonden; deze verbinding geschiedt op de hoogte van Sittard. De Zuid-Limburgs bekken is door een zadel van het Wurmbekken gescheiden dat zich in de verlenging van het Luikse bekken bevindt.

Ten Westen verdwijnen de lagen der Kempen onder een steeds verdikkend dekterrein en strekken zich waarschijnlijk op grote diepte onder de Noorzee uit. Het is ook bewezen, dat ons kolenbekken in verband staat met de Engelse kolenafzettingen. De zadel van Brabant, die onder de Noodzee verzakt, komt in Engeland weer te voorschijn om het massief van het Land van Wales te vormen. Ten Zuiden van die zadel zouden de bekken van Wales-Noord-Frankrijk Samber-Maas ook van een zelfde geheel deel uitmaken, dat zich over Luik, Aken, Peel- en Ruhrgebied tot in Westfalen en dat zich door Hollands Limburg met het kempisch kolenbekken verenigt.

Het verbindt zich over verschillende tussenbekkens met de Poolse bekkens en het Russisch Donetzbekken. De Aardkunde bewijst, dat de reusachtige kom waarin de kolen geborgen werden, zich eenmaal uitstrekte van Engeland tot de Dontetz; de hedendaagse bekkens zijn slechts resten van deze enorme formatie, die aan het effect der erosie ontkomen zijn dank zij hun min of meer diepe ligging in de ondergrond.

DE CONCESSIES IN LIMBURG 

A. PLAN DER MIJNVERGUNNINGEN IN LIMBURG.

De opervlakte van het ondergronds mijnveld bedraagt voor:  I Beringen 4950 ha  -  Reserve A 10.380 ha II Helchteren-Zolder 6480 ha  -  Reserve B 4.800 ha III Houthalen 3250 ha  -  Reserve C 4.800 ha IV Les Liégeois (Zwartberg) 4269 ha  -  Oostham-Kwaadmech. 3640 ha V Anderé Dumont (Waterschei) 3080 ha  VI Winterslag 3960 ha VII Limburgse-Maas (Eisden) 4910 ha

B. PRODUCTIE.  

Daar de kolenproductie sinds 1938 niet meer als normaal mag beschouwd worden, zullen we hier ter in-lichting de productiecijfers van 1938 aangeven. De totale kolenvoortbrengst in België bedroeg in 1938: 29.584.850 ton, waarvan 6.535.600 ton in de Kempen. In dit jaar produceerden André Dupont (Waterschei) : 1.430.000 ton Limburg-Maas (Eisden) : 1.307.000 ton Les Liégeois (Zwartberg) : 1.178.000 ton Beringen : 1.143.900 ton  Winterslag : 882.500 ton Helchteren-Zolder : 683.000 ton Houthalen : 1.200 ton (begin der ontginning)

DE ONDERGROND TE BERINGEN

Om het beknopte gedeelte <<Aardkunde>> te eindigen, geven we hier als voorbeeld de doorsnede van de ondergrond te Beringen. De dekgronden hebben hier een dikke van meer dan 600 m, bij hun basis bevindt zich een drijfzandbank van 16 m en onmiddellijk er onder ligt het kolengebergte. Het dak van het eerste kolenlaagje, dat bij de schachtdelving aangesneden werd, bevat de zeehorizon van Quaregnon; dit laagje is dus het bovenste van de rijke lagenbundel van Genk. De kolenlagen hebben een lichte helling naar het O.N.O. Een schematische dwarsdoorsnede door de concessie volgens de grootste helling van het gebergte geeft ons een duidelijke voorstelling er van.

We zien dat de zones elkander steeds in dezelfde orde opvolgen, maar dat hun oorspronkelijke ligging door afschuivingen is geworden. Deze afschuiving lopen ongeveer evenwijdig met de hoogtelijnen en staan dus ongeveer haakrecht op het vlak van de doorsnede. Talrijk zijn ook de afschuivingen die ongeveer gelijklopende zijn met het vlak der doorsnede. Menigvuldige geringe storingen zijn niet aangegeven.

We hebben alzo:
1) de grote breuk van Beringen met een verzakking van 200 m;
2) de 1 ste breuk van Kleine Heide met een verschil van 120 m die de zone van Genk verheft;
3) de 2 de breuk van Kleine Heide verschuift nogmaals het gebergte 60 m naar omhoog;
4) de 1 ste breuk van Hoek met een verzakking van 120 m brengt de zone van Ach ter hoogte van de afbouwverdieping. Deze lagen hebben een sterkere helling en de steenkolen zijn rijker aan vluchtige bestanddelen;
5) de 2 de breuk van de Hoek met slechts een verschil van 15 à 20 m. Verder naar het Oosten snijden we het niveau van Eisden en komen we terecht in de zone van Eikenberg;
6) de storingen van Korspel, die nog niet goed bepaald zijn, en wier totaal bedrag op 400 m mag geschat worden;
7) ten Westen van de bedrijfszetel is de zone van Genk bijna geheel door de erosie verdwenen.   © E.C.

Miner
 

Steenkool komt voor in diverse kolensoorten en - kwaliteiten zoals   antraciet  ,ess- (of halfvet)kool, rookzwakke (of drie-kwart vet)kool en vetkool. Het verschil in gasgehalte maakt het onderscheid tussen deze varianten. Antraciet bevat het minste gas en vetkool het meest. Antraciet en magere kolen zijn gasarm en met name geschikt voor de huisbrand.

De esskolen en rookzwakke kolen zijn bestemd voor industrieel gebruik of als brandstof in   elektriciteitscentrales  . Vetkolen zijn zeer gasrijk; bij verhitting vergruizen deze kolen tot blokjes en klitten aaneen tot sintels. Deze zijn daardoor zeer geschikt voor de fabrikage van  cokes ; een harde kool, bijna rookvrij en nagenoeg zonder zwavel en  fosfor .  Cokes wordt voornamelijk gebruikt bij de productie van ijzer door  hoogovens  en gieterijen. 

Het  gas  dat bij de productie van cokes vrijkomt is een energiebron maar ook een grondstof voor de bereiding van stikstof  kunstmest  en andere chemische producten. Vetkool kan ook direct worden ingezet als brandstof voor de industrie, schepen en  locomotieven .      Bij de winning van huisbrandkolen komen ook veel vergruisde kolen vrij, de zogenaamde fijnkolen.

De fijnkolen zijn niet geschikt als huisbrandkolen, maar worden als - goedkopere - industriekolen verkocht. Door fijnkool en  pek  te mengen en vervolgens samen te persen kunnen briketten en  eierkolen  worden gefabriceerd die wel weer geschikt zijn voor huisbrand. 

Gastarbeiders op hun gezamenlijke kamer in een Belgische pension in de jaren zeventig

Met gastarbeider wordt bedoeld iemand die tijdelijk naar een ander land komt om daar arbeid te verrichten. De beweegreden voor een dergelijke actie is vrijwel altijd een economische: er is te weinig werk in het thuisland en er is voldoende vraag naar arbeiders in het gastland.

Tijdelijk houdt in, dat het de bedoeling is terug te keren naar het land van herkomst, wanneer dat niet meer het geval is, is er sprake van immigratie en wordt de gastarbeider een immigrant. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er naar de rijkere West-Europese landen veel gastarbeiders gekomen. Eerst (voornamelijk voor de kolenmijnen) onder meer uit Polen en de Balkanlanden. In het begin van de jaren 60, werden ten dienste van de zware industrie, mensen gehaald uit landen als Italië - Spanje en Portugal.

In 1964 sluit de Nederlandse regering een wervingsakkoord met Turkije en op 14 mei 1969 volgt Marokko. De gastarbeiders werden naar Nederland gehaald omdat veel Nederlanders het zware- en vuile werk niet meer wilden doen. De uit deze politiek voortvloeiende massa-immigratie werd betaald door de aardgasbaten. Veel gastarbeiders vonden al zoekend naar betere werkomstandigheden dan in de omliggende landen ook zelf de weg naar Nederland. Lees meer...  © E.C.

 

Arbeidsmigranten uit het buitenland speelden een belangrijke rol in de personeelsvoorziening van de Limburgse italiaanse_gastarbeiderssteenkolenmijnen. Als achtste en laatste project van Mijn Verleden Mijn Toekomst worden de gastarbeiders voorgesteld.

Vóór de Tweede Wereldoorlog waren dat voornamelijk Duitsers, Polen en Slovenen. Zij werden vooral aangenomen omdat ze ervaring hadden in ondergrondse mijnarbeid. In deze jaren van snelle opbouw van de mijnen hadden de mijndirecties een groot tekort aan ervaren mijnwerkers. In Limburg zelf waren die in onvoldoende mate te vinden. In 1930 werkten er 12.000 arbeidskrachten uit het buitenland in de Limburgse mijnen. Dat was ongeveer een derde van de totale personeelssterkte.

Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 moesten de mijnen inkrimpen. Vooral buitenlandse mijnwerkers werden ontslagen. Daarom was in 1939 het aantal buitenlanders in de Limburgse mijnen teruggelopen tot 3.400, 10 procent van het totale aantal mijnwerkers.

Na de Tweede Wereldoorlog moesten de mijnen opnieuw regelmatig een beroep doen op mijnwerkers uit het buitenland. Het verschil met de vooroorlogse periode was vooral dat de arbeidsmigranten nu voornamelijk ongeschoolde mijnwerkers waren. In de Limburgse mijnen kregen ze een basisopleiding voor de ondergrondse arbeid. Ze kregen een tijdelijk arbeidscontract. Het waren met andere woorden gastarbeiders, die na één of twee jaar werk in de mijnen weer naar huis zouden terugkeren.

Tussen 1948 en de sluiting van de laatste mijn in 1974 wierven de Limburgse mijnen deze gastarbeiders in verschillende landen, zoals Italië, Spanje, Joegoslavië, Griekenland en Marokko. Italianen en Spanjaarden arriveerden per trein in Limburg. In de jaren zestig werd ook het vliegtuig gebruikt, bijvoorbeeld voor de Joegoslaven die vanaf 1962 werden geworven.

Logement.In 1948 sloten de Nederlandse en de Italiaanse overheid een overeenkomst, die het mogelijk maakte dat de mijnen in Italië arbeidskrachten konden werven.

Eind jaren veertig kwamen ongeveer 700 Italianen naar Limburg. Een veel grotere groep (enkele duizenden) kwam in de jaren tussen 1956 en 1958. In 1962 en 1963 arriveerde een laatste groep van ongeveer 200 Italiaanse mijnwerkers in Limburg. Ze werden aanvankelijk geworven in het noorden van Italië, maar later vooral op Sardinië en in de provincie Abruzzen.

De mijnen zorgden voor deze jonge, meestal ongehuwde gastarbeiders voor kost en inwoning in gezellenhuizen.

Ook betaalden de mijnen de reis naar Limburg. De Italianen kwamen per trein aan op station Maastricht. Daar werden ze opgewacht door vertegenwoordigers van de Limburgse mijnen, die de nieuwe arbeiders naar hun woonplek begeleidden.

Vanaf 1962 wierven de mijnen ook in Spanje. Een kleine duizend Spaanse mijnwerkers besloten hun geluk in de Limburgse mijnen te gaan beproeven. Ook zij reisden groepsgewijs met de trein naar Limburg, waar ze op station Maastricht arriveerden.

Gastarbeider-2

Veel gastarbeiders viel het zware en ongezonde werk in de mijn tegen. Lang niet iedereen diende zijn contract uit, ook al omdat de heimwee vaak toesloeg. Bovendien waren er de nodige culturele obstakels. Zo protesteerden in april 1963 ongeveer 200 Spaanse gastarbeiders tegen het eten in de gezellenhuizen Leijenbroek (Sittard) en De Egge (Brunssum) dat volgens hen niet goed was.

Ze kregen gerechten voorgezet die ze in Spanje niet kenden. Toen ze in staking gingen, werden ze door Staatsmijnen op staande voet ontslagen. Bemiddelingspogingen van onder meer de Spaanse viceconsul mislukten en uiteindelijk vertrokken naar aanleiding van het conflict bijna 300 Spaanse mijnwerkers uit Limburg. Zij stapten in Maastricht op de trein, blij dat ze terug naar huis konden. ©

 

Een grensarbeider is iemand die in één land (het werkland) werkt, in een ander land (het woonland) woont en gewoonlijk dagelijks of ten minste eenmaal per week naar het woonland terugkeert. Een grensarbeider wordt ook wel een grensganger genoemd. Voor grensarbeiders is de belasting en de uitvoering van wetten op het gebied van de sociale verzekering administratief nog niet zo eenvoudig geregeld, niet voor de grensgangers zelf en niet voor de ambtenaren die de regelingen moeten uitvoeren. Zo kunnen grensgangers vaak in meerdere landen belasting en premies betalen en van voorzieningen gebruik maken. Lees meer... ©

 

 

HOUTHALEN - HELCHTEREN

Arrondissement Maaseik: provincie Limburg

Deelgemeenten: Helchteren, Houthalen

7827 ha; 30.000 inwoners 

Helchteren 3530

6.640 inwoners

1107: Haletra; haledjra= jeneverbessenstruik

Helchterenaar; Helchterens

2979 ha; Kempisch plateau; 65-80m); heide, bossen en weiden; doorsneden door enkele beken, onder meer de Mangelbeek op de grens met Houthalen

woondorp; handel; industrie, kazerne, vakantiepark

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 15 km) en Neerpelt/Lommel 

GESCHIEDENIS

De heerlijkheid Helchteren hing tijdens het ancien regime af van de abdij van Sint-Truiden, die hier een waterslot, ter Dolen, liet bouwen. De abdij bevat zowat de geestelijke als de heerlijke rechten in het dorp. Er waren vier gehuchten, De Hoef, Dorp, Kunsel en Sonnis, die alle vier op de noordelijke helling van de Mangelbeek lagen. 

Helchteren werd geleidelijk ontsloten door de aanleg van de weg Luik-’s-Hertogenbosch in 1768-1788, de bouw van een station aan de spoorweg Hasselt-Eindhoven in 1865 en aanleg van de weg Heusden-Bree in 1908-1910.

Vooral de ontginning vanaf 1930 van de steenkoolmijn Helchteren-Zolder en de inplanting van de kazerne tussen het dorpcentrum en het gehucht Sonnis, hebben het aanzicht van het dorp gewijzigd. Alleen in het oostelijke gehucht Sonnis is het eeuwenoude agrarische nog bewaard gebleven. 

In september 1944 werd in Helchteren hevig slag geleverd tussen en Duitse troepen. Na de oorlog werden nog een kazerne en een schietveld voor aangelegd, zodat momenteel één derde van het grondgebied gebruikt wordt door de militairen. 

BEZIENSWAARIGHEDEN

De driebeukige neogotische Sint-Trudokerk  van 1890-1895 is van baksteen met sierelementen van natuursteen. Architect was H. Martens uit Stevoort. De kerk werd in 1910-1911 gewijzigd: de toren werd en het schip verbouwd. Het meubilair is neogotisch van ca. 1895-1896, behalve twee laat-barokke portiekaltaren, drie biechtstoelen en een koperen doopvont uit de 18 de eeuw. Het orgel uit 1884-86 is van de Maastrichtse orgelbouwer Pereboom & Leyser.

Verder enkele 16 de eeuwse zoals het triomfkruis, een gekruisigde Christus, Sint-Trudo, Sint-Anna-ten-Drieën, Sint-Sebastiaan en Sint-Luciabeeld dateert van ca. 1700.

Bij de Sint-Trudokerk ligt het ontmoetingscentrum de Roepsteen, alsook het vroegere gemeentehuis van Helchteren, met een gedenkplaat Jan Wouters. Ervoor een monument voor de gesneuvelde uit de beide wereldoorlog, alsook onder een linde de oude roepsteen, waarop de belleman zijn nieuws vertelde. Aan de kerk staat nog een Heilige Hartbeeld met een gedenkplaat voor pastoor Felix Germens (1887-1923). Verspreid over de gemeente staan verscheidene kapellen, onder meer langs de Helzoldstraat, de Kapelstraat en aan de Hulsthagenstraat. Deze laatste werd opgericht in 1946 als herdenking aan de slachtoffers uit de wereldoorlogen en is geklasseerd als legermonument. 

Ten noorden van de dorpkern ligt het waterslot de Dool.  Het is een versterkt herenhuis en voormalig zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden. De kern van het ‘kasteel’ is een nagenoeg vierkant binnenhof, aanvankelijk versterkt door ronde hoektorens waarvan de twee noordelijke bewaard bleven. In de17de-eeuw abtsverblijf verruimd. In opdracht  van abt R. Mottart, 1780-1783, werd het gebouw tot een U-vormig classicistisch landhuis verbouwd. Ook de laatgotische huiskapel werd toen aangepast. In 1797 werd het domein openbaar verkocht. Voor het kasteel ligt een boerderij, waarin sedert 1994 een ambachtelijke brouwerij en een taverne zijn ondergebracht. De omgeving van het kasteel De Dool is als landschap geklasserd.

Ten noorden hiervan bevindr zich het park Molenheide 180 ha, een vrijetijds-en vakantiepark het bungalows, campings, sutropisch zwembad, congrescentrum en sportinfrastructuur. Ter westen ligt het Wild- en wandelpark en Molenheide, 100 ha, een omheind natuurgebied, waar inheemse dieren als herten in hun vertrouwen omgeving leven.

Op het gehucht Sonnis nog verscheidene oude boerderijen, typisch Kempense langgevelhoeves, in baksteen.

Aan de Heerkensweg, zgn. “kasteeltje” Hoeverheide, gebouwd ca 1870 door de Aalsterse textielbaron Leon Leirens. De Toscane villa ligt in een Engels landschapspark met exotische bomen. De gemeente heeft ook

enkele fraaie villa’s uit het interbellum, onder meer langs de Kazernelaan en in de Korte Heidestraat. 

EVENEMENTENKALENDER

Pinksteren: kermis

voorlaatste weekend van juli: modelvliegtuigenmeeting “Jets over Pampa”

voorlaatste weekend august: Ter Dolen fietshappening

zondag na 8 september: kermis 

GASTRONOMIE

Ter Dolen bier 

Houthalen 3530

23.360 inwoners

1117: Hallu, ca. 1212 Holt-Halen = bos, en Halen= bochtig hoogland

Houthalenaar; Houthalens

4849 ha; Kempisch plateau (60-75 m); doorsneden door enkele beken die alle naar het zuidwest vloeien, zoals de Laambeek op grens met Zonhoven en Mangelbeek op de grens met Helchteren

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 12 km), Genk, Beringen en Neerpelt/Lommel

woondorp, sociale woonwijken; handel; industrie; verzorgingscentrum 

GESCHIEDENS

Er zijn verscheidene vondsten uit de prehistorie en uit de vroege middeleeuwen. In 1141 verwierven de norbertijnen van Floreffe (Namen) het domein Hengelhoef en in 1228 Kelchterhoef. De norbertijen hadden ook de geestelijke zeggenschap over de kerken van Houthalen en Laak, benoemden er de pastors en indien de tienden. Op wereldlijk vlak behoorde Houthalen tot het graafschap Loon en later tot de heerlijkheid Vogelzang, die ook de omliggende dorpen Zonhoven, Zolder en een deel van Heusden omvatte.  

Houthalen had zoals de omliggende dorpen vaak te lijden van doortrekkende legers. Bijgevolg bouwden de inwoners vier schansen in de wijken, als bescherming tegen de soldateske. De ontsluiting van het dorp kwam er met de aanslag van de weg Luik- ’s Hertogenbosch in 1760-1770 en vooral de exploitatie van de steenkoolmijn vanaf 1938. De steenkoolmijn zorgde voor explosieve bevolkingsgroei, waarbij ook talrijke migranten van buiten Europa kwamen. De wijken Meulenberg en Houthalen-Oost  zijn volledig nieuw gebouwd na de tweede wereldoorlog. In 1965 ging de steenkoolmijn dicht, maar op het geëgaliseerde steenstort werd een industrieterrein aangelegd, zodat de werkgelegenheid verzekerd bleef. Na groeide het centrum uit tot kleinstedelijk handelscentrum.  

BEZIENSWAARDIGHEDEN 

Het moderne gemeente van 1959 is een ontwerp van architect L. Van den Vondel. In de bovenhal hangt het wandtapijt “De Weerwolf” van Houthalense kunstenares Simone Reynders. Op het plein voor het gemeentehuis eert een modern oorlogsmonument van 1970 de nagedachtenis van de slachtoffers van de twee wereldoorlogen.

De modern-gotische Sint-Martinuskerk van 1938-1940 werd door J. Deré uit Hasselt ontworpen. Ze is van buiten van bergsteen, van binnen van baksteen. Ze loodrecht gebouwd op de oude kerk, waarvan de laatgotische bakstenen toren uit ca 1500 en het gotisch koor uit 1437, opgetrokken uit maaskeien en mergel, bewaard bleven. Deze bouwelemeten zijn in de nieuwe kerk opgenomen. In het oud koor staat een barokaltaar, met het 17de-eeuwse paneel Aanbidding der Herders. Onder de toren, met zwaar kruisribbengewelf, bevindt zich de doopkapel met laat 18de-eeuws portiekaltaar en blauwarduinen wijwatervat van 1560.

De kerk bezit fraaie houten beelden uit 16de eeuw: de H. Blasius, de H. Barbara, een Sint-Anna-ten-Drieën, de H. Sebastiaan, Christus aan kruis, de H. Rochus en de H. Ambrosius. Enkele geelkoperen kandelaars en het zilverwerk dateren uit de 17de-18de eeuw.

De houten preekstoel is van 1687. De art-deco glasramen zijn van Brusselse glazenier Frans Crickx.

In de Maaslandse norbertijnerpastorij van 1739 is fraai stucwerk. Ze wordt ook wel de omgekeerde pastorie genoemd, omdat ze de mooiste kant van de tuin toe ligt?

Bezienswaardig is ook het Filip Nerilyceum, gebouwd in 1962-65 in de stijl van het brutalisme, naar ontwerp van architect A. Hoppenbrouwers. Het gebouw wordt gekenmerkt door betonskeletbouw, met veel gebruik van glas en hout. Aan de Oudstrijderslaan ligt de Grieks-orthodoxe kerk. Langs de Grote Baan en de Ringlaan staan nog enkele fraaie villa’s in een parkachtige entourage.

In het winkelcentrum herinneren diverse monumenten aan de verdwenen mijnindustrie, zoals een kolensnijtrommel, een persluchtlocomotief en drie mijnwagens of berlengs. Hier staat ook het Lachmanneke, een ontwerp van Bernard Keunen en Rik Jacibs. Aan de Guldensporenlaan staat een modern beeld “De mijnwerker” van Flor Verbist. Dezelfde kunstenaar ontwierp ook het monument “Gevallen vleugels” op het kerkhof, ter herdenking aan de geallieerde piloten die neerstortten in de gemeente tijdens de tweede wereldoorlog. 

Op een  kleine hoogte in het gehucht Laak, ten noorden van het centrum, rijst de 17de-18de-eeuwse eenbreukige Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Ze is gebouwd in baksteen, het koor in mergelsteen. De bakstenen westertoren heeft een klokdak met peervormige spits. Het tongewelf van de kerk is met stucwerk versierd. Er staat een laat- 18de-eeuws portiekaltaar en enkele beelden in volkskunst.

De moderne Sint-Jozefskerk van 1965 is een ontwerp van architect Dewandre uit Hasselt. Het is een eenbeukige zaalkerk, met voorportaal en klokkentoren. Nog in Laak staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Onrust. Het is een eenvoudige kapel onder linden, die in 1980 door een storm verwoest werd, maar nadien heropgebouwd. 

Langs de Pastorijstraat liggen nog enkele gebouwen van de voormalige steenkoolmijn, onder meer het vroegere administratief centrum, waarin nu het museum Ons Mijnverleden is ondergebracht. Het museum biedt een didactisch overzicht van de geschiedenis van de steenkooluitbating in Limburg. 

Achter dit mijngebouw staan twee schachtbokken, in de volksmond “Bellefleurkes” genoemd, die vroeger de liftkooien ondersteunden die de mijnwerkers naar beneden en de steenkool naar boven brachten. 

Verder staan er nog enkele bijgebouwen, alsook de vroegere Mijnschool, nu centrum voor deeltijds onderwijs, gebouwd in 1958 in modernistische stijl n.o.v. de joods-russische achitect Isia Isgour. 

Isgour tekende trouwens verscheidene gebouwen in opdracht van de steenkoolmijn van Houthalen in de wijk Meulenberg. Deze wijk, aan de overkant  van de Grote Baan, werd aangelegd vanaf 1938, met verschillende soorten woningen voor ingenieurs, bedienden en mijnwerkers: onderscheid moest er zijn ! Opvallend in het geometrische stratenplan zijn de brede lanen en de talrijke ronde punten, in die tijd voorwaar een noviteit ! 

Isgour ontwierp er lagere scholen, een kleuterschool, twee kloosters en een casino, thans cultureel centrum. Tot in de jaren 1970 stonden de schoolgebouwen model in Limburg en zelfs in het buitenland. Voorts in de wijk Meulenberg ook nog een Turkse en Marokkaanse moskee. Aan de weg ’t Genaderen ligt een gerestaureerde watermolen, nu ingericht als taverne, alsook nog een oude vakwerkboerderij. 

Grenzend aan de wijk Meulenberg werd in de jaren 1955 de wijk Tenhout  gebouwd door een sociale woningmaatschappij.  Bezienswaardig is een stenen gedenkkruis uit 1981, dat  herinnert aan de slag van Houthalen uit 1831, waarbij het Belgische en Nederlandse leger tegenover elkaar stonden. Lees meer...

In de wijk Kwalaak staat sinds 1952 de modern-gotische Sint-Leonarduskapel, die een ouder bedehuis vervangt. 

Aan de weg naar Zwartberg ligt het domein Kelchterhoef,  460 ha, bos, heide, vennen en een waterplas met aanpalende camping. De basberg is een gezinsvriendelijk vakantiecentrum. Op het domein Kelchterhoef liggen er nog enkele oude Kempische langgevelhoevers, zoals hoeve Jan en hoeve Mieneke, die nu als horecazaak zijn ingericht. Ook een vierkanthoeve, de Abdijhoeve, is nu als restaurant in gebruik. Kenmerk voor deze hoeves is het gebruik van houten skeletbouw in de gevels. Op het domein staan nog fraaie beuken en kastanjedreven. 

De wijk Houthalen-Oost werd vroeger “Park van Genk” genoemd, omdat er tot in 1960 geen rechtstreekse verbinding met
Houthalen-Centrum was en de wijk eerder aansloot bij de Genkse wijk Zwartberg. De naam “park” herinnert misschien aan Caroline du Parc, die hier in 1857  27 ha heidegrond erfde.

Deze wijk werd volledig gebouwd na de tweede wereldoorlog, en heeft bijgevolg weinig monumenten te bieden. De bakstenen kerk
Onze-Lieve-Vrouw der Armen dateert van1953. Bezienswaardig is wel grafkapel van de familie Masy uit 1905, gebouwd in gewapend beton, naar het voorbeeld van de Byzantijnse kapel van Gallia Placida in het Italiaanse Ravenna. Het domein Masy, met een fraaie collectie exotische bomen, ligt op grondgebied Meeuwen en binnen het militair domein van het schietveld te Helchteren, dus slechts zeer beperkt toegankelijk. In de nabijheid ligt ook het domein luciebos, aangelegd door de Luikse familie Thorn-Roberti, met een herenhuis uit 1874-76 en een kasteeltje uit
1924-1926.

Hengelhoef is eveneens een vakantiecentrum met subtropisch zwembad, te midden van 300 ha bossen en vijvers, waarvan een gedeelte ook op grondgebeid Genk ligt. Bezienswaardig is hier het kasteel Engelhof uit 1903, gebouwd door baron Fernand de Beeckman
- de Vieusart. Ernaast liggen de oude hoevegebouwen, met in de poort een stenen wapenschild van dezelfde familie. 

Ten Haagdoornheide is een staatsnatuurreservaat, gelegen tussen de wijk Meulenberg, de Weg naar Zwartberg, de Donderslag en de E-314 autoweg. Er is ondergrondse doorgang onder de autoweg naar het nabijgelegen natuurgebeid van de Teut te Zonhoven. 

De Sint-Catherinakapel  in Lillo is van 1617. Ze bezit een 18de-eeuws portiekaltaar, en enkele gepolychromeerde beelden. De H. Barbara is van 1460-1470, twee beelden van de H. Catharina uit 16de en 17de eeuw en een O.-L.-Vrouw met kind uit de 18de eeuw. Ernaast ligt de hoeve Claes met jaarankers uit 1746. Het is een typische Kempische langgevelhoeve, met  de lange, zonnige kant naar het zuiden gericht. Langs de modern-gotische  Sint-Antoniuskerk uit 1954 staat een herdenkingsmonument voor meester Romain Surinx (+1940).

Ook de schans van Lillo  is nog goed bewaard gebleven. De vallei van Mangelbeek is een waardevol moerasgebeid. 

EVENEMENTENKALENDER

tweede weekend van maart:  occasiebeurs voor zwerfauto’s en caravans

eerste zondag van mei: kermis Houthalen-centrum

Pinksteren: kermis Houthalen-Oost

voorlaatste weekend van juni: Lus van het Zwarte Goud (fietsocht)

twee laatste weekends van juni en eerste weekend van juli: Tuinzondagen

tweede weekend van juli: Internationale Van & Special Carmeeting

rond 11 juli: Internationaal Lachfestival

eerste zondag van september: Kelchteren kermis

laatste zondag van septemeber: kermis Houthalen-centrum

derde zondag van december: Kerstlichtjes (Kelchterhoef) 

GASTRONOMIE

Heeborrel en grappie (jenever)  © E.C.

Lees meer...