De vulling der pijler

VULBOUW  -  BREUKBOUW

 
A. DE VULLING DER PIJLERS
 
1. Algemeen.
 
a) Rol der vulling.

- De vulling ondersteunt het dak achter het front, voorkomt de instortingen, vermindert de verzakking en bijgevolg de verplettering der pijlergalerijen en der laag zelf. - Zij verzekert de luchtverversing, daar zij de luchtstroom dwingt langs het front te gaan dank zij de stenen wandbekleding langs de pijlergalerijen. - De voortgebrachte steen blijven grotendeels in de ondergronds. De ophaling van stenen is zeer kostelijk aan drijfkracht en arbeid; ook het aanleggen van een steenstort vergt grote uitgaven. Het ophalen van stenen vermindert het nuttig effect der schachten. - Een goed uitgevoerde vulling dracht bij tot het behoud der bovengrondse inrichtingen en gebouwen, daar zij de verzakking beperkt. In dit opzicht zou het dus wenselijk zijn niet alleen de pijlers, maar zelfs de verlaten galerijen en schachten zo massief mogelijk op te vullen.

b) Vereisteen ener goed vulling. - De vulling moet zo volledig mogelijk zijn. Hoe vaster de vulling, hoe beter de dakondersteuning; de leemten in de vulling moeten vermeden worden, vooral in gashoudende kolenmijnen. Het gas dat er zich ophoopt kan daling van de barometer deze holten verlaten, de fronten bereiken en een groot gevaar worden.  - De vulling moet dicht zijn. De ondoordringbaarheid der vulling wordt verkregen door de manier van uitvoering. De stenen moeten niet in het oud pand uitgestort worden, maar er moeten massieve blokken mee gevormd worden, waartussen men de fijnere gedeelten aanstampt zodat alles sluit tegen het dak. Hoe verder zich de pijler van de schachten verwijdert, des te moeilijker wordt de luchtaanvoer, en het luchtverlies door de ondichte vulling kan zo belangrijk worden, dat men om reden van luchtgebrek het werk moet stopzetten. - De vulling moet het front op korten afstrand volgen; dan is de spanwijdte van het dak tussen front en vulling kleiner en der doorsnede eveneens; vandaar minder gevaar voor instorting, en een degelijker luchtstroom langs het front. Nochtans, ingeval van schielijke uitbarsting mag de vulling niet te kort bij het front zijn, opdat de werklieden een schuilplaats en een uitweg zouden vinden. - De vulling moet vooral goed gemaakt zijn tegen de kop van de pijler, om de luchtstroom te dwingen de kop en het bovenste baanfront te bestrijken. - Geen kolen in de vulling laten. Dit bis niet allen een verlies voor de ontginning, maar ook een gevaar, vooral in warme en vochtige mijnen met pyriethoudende kolen. Door geleidelijke verhitting kan daar de kool aanleiding geven tot een spontane trage verbranding, die men mijnvuur noemt. Dit punt vooral dient in acht genomen in pijlers waar de houwers per m2 betaald worden en geneigd zijn de kolen in de vulling te schuppen als de vervoerinrichting defect is. - De vulling moet zo goedkoop mogelijk zijn; dit is een kwestie van transportbanden, brede toegangen, enz. 

c) De stenen voor de vulling. - Herkomst der stenen: Men gebruikt stenen der laag zelf (steenpak, valse muur, vals dak); stenen van de pijlergalerijen of van blinde galerijen in de pijler; sten voorkomende van de voorbereidende werken (steengangen, blindschachten) en het onderhoud (nabraken, nagravingen); stenen aangevoerd van de bovengrond.  Stenen der laag. - Zij worden door de houwers zelf in de vulling geworpen; deze stenen, die gewoonlijk zacht zijn, hopen gemakkelijk op en vormen en dichte, ondoordringbare vulling. Stenen van de pijler- en blindgalerijen. - De lengte der pijlers werd vroeger meestal bepaald door de hoeveelheid stenen waarover men onmiddellijk kon beschikken. De lengte werd zo berekend, dat men er alle stenen van de laag en de pijlergalerijen in bergen kon.Geven de pijlergalerijen en de tussengalerijen niet voldoende stenen om de pijler behoorlijk te vullen, dan is men verplicht blindgalerijen te delven die het kolenfront volgen en wier sectie zo bepaald is een voldoende hoeveelheid stenen opleveren. In de praktijk kan men zeggen, dat 1 m3 vaste rots 3 tot 4 m3 vulling geeft, en dat 1m3 steenpak ongeveer 2m3 vulling oplevert. Stenen van voorbereidende werken en onderhoud. - Zoals hoger gezien, is het groot belang zo weinig mogelijk stenen naar de bovengrond te vervoeren. Het ondergronds vervoer moet dus zo ingericht zijn, dat de stenen der voorbereidende werken in de pijler kunnen aangevoerd worden, door wagens, transportbaan, of schudgoten.Stenen komende van de bovengrond. - Dit geval is betrekkelijk zeldzaam in België. Stippen wij nochtans aan dat de spoel- en blaasvulling toegepast worden in bedrijven die kolenvelden uitbaten, onder grote centra gelegen en er belang bij hebben de grondverzakkingen en dus de mijnschade tot het minimum te herleiden.

2. Wijzen van opvulling. 

a) Met de hand.

1) Het kippen der wegens. - De wagen wordt omgestoten met de hand of de rug. De stenen rollen gedeeltelijk uit de wagen; de rest wordt met de schop leeggemaakt op een plaat of in een trechter boven de goot. Het spreekt van zelf, dat dit maar een gebrekkig middel is, dat veel krachtinspanning eist en een klein rendement geeft. Om deze reden stelt men een kipstoel op, die ofwel met perslucht ofwel eenvoudig met de hand werkt. Er zij diverse modellen: Type Weber is een mechanisch hoogkiptoestel met perslucht, dat de mijnwagen zijdelings omwerpt. Het vraagt veel plaats eist veel arbeid voor het plaatsen en wordt meestel in de luchtgalerij aan de kop van de pijler gezet. De perslucht werkt op een grote zuiger die door middel van kabels de wagen, die in het draaiende gedeelte bevestigd is, dat omslaan. De stenen worden in een trechter gekipt en de wagen moet zodanig overhellen dat alle stenen er uit glijden. Dit kiptoestel geeft bevrediging op voorwaarde dat de opstelling verzorgd is. Toch geeft men de voorkeur aan het handkiptoestel Centreer.

Type Centreer. - Dit kiptoestel bestaat hoofdzakelijk uit drie delen: het voetstuk, de beugel en de wieg. De mijnwagen rolt tussen de hoekijzers van de wieg, die in de beugel opgehangen is. De wieg wordt door twee U-ijzers met speciale vorm geleid, zodanig dat het omkippen gemakkelijk kan gebeuren. Het omkippen van de wagen geschiedt door twee werklieden, voor het rechtzetten is één werklieden, voor het rechtzetten is één man voldoende. Indien de Centner-kipper goed en opgesteld en het steentransport in galerijen en pijler goed georganiseerd is, kunnen er 500 wagens van 1000 1 per post omgeworpen worden. Deze twee aangehaald kiptoestellen behoren tot de soort zijkippers, waarnaast nog frontkippers en draaikippers bestaan. Bij een frontkippers worden de mijnwagens langs een kleine zijde omgekipt; de kipstoel draait om een horizontale as en het omkippen geschiedt zonder moeite, vermits de as tussen het zwaartepunt van de volle en dat van de ledige wagens ligt. Bij een draaikipper draait de cilindervormige kipstoel, waarin de mijnwagen zit, over een bepaalde hoek. De draaiing kan door een lierkabel verkregen worden.

2) Uitvoering van de vulling. - Sedert de veralgemening der transportbanden in de afbouwgalerijen wordt de kipstoel niet meer aan de kop van de pijler geplaatst, waar hij trouwens dagelijks moest vooruitgeschoven worden. Hij wordt eens en voor goed met de grootste zorg opgesteld, meestal in een steengang der luchtverdieping.   Een hedendaagse inrichting gebruikt hoofdzakelijk de stenen voortkomende van de voorbereidende werken. De stenen der baanbraak en der onderhoudswerken in de steengalerij gaan terzelfder tijd in de pijler . De aangevoerde stenen worden gekipt, en naargelang de ligging van de pijler, door een steenkoker en een transportband naar de kop van de pijler vervoerd, waar ze in de schudgoot staan de vullers op ongeveer gelijke afstand, de stenen worden met de schop, de dikke met de hand, opgenomen en in het oude pand opeengestapeld. Elke vuller heeft zijn << stock >> vullers te maken en gewoonlijk werkt hij op akkoord.   Om doelmatig te zijn, moet de vulling de ondersteuning van het dak verzekeren; daarom moet het opvulmateriaal vast tegen het dak liggen en mogen er geen ruimte overblijven. Het volstaat muurtjes te bouwen met dikke stenen, gelijklopende met het front, waarachter men de stenen schept. Als de laag weinig helt en niet te dik is, kan het voldoende zijn zulk een muurtjes te bouwen langsheen de bandgalerij; maar is de laag steil, dan moet men de vulling ondersteunen met een speciale stutting, bestaande uit een reeks stempels of houtpijlers, tegen dewelke men knuppels legt en die de vulling boven de banen ondersteunt.   Met ijzeren ondersteuning (meegevende stijlen) is het mogelijk deze te roven voor of tijdens het vullen indien de laagopening niet te groot is. Bij laagopeningen die 1,50 m overschrijden is het meestal de regel, op min of meer grote afstanden,houten stutten tussen de ijzeren stempels te plaatsen alvorens deze uit te nemen. 

Met opvulling van dunnen stenen is het gebruik van stutten en schaalplanken of knuppels onvermijdelijk; zij vormen wat men noemt het beschot der vulling.   In storingen, plooiingen, zwakke punten en langs de pijlergalerijen plaats men houtpijlers op gelijke afstanden. Om degelijk werk te verrichten moesten de houtpijlers met stenen gevuld zijn, alzo zijn ze vaster en dichter voor de verversing.   Voor houtpijlers bezigt men bij voorkeur speciale houten balken met twee afgeplatte zijden of versleten dwarsliggers; meestal wordt echter gebruikt hout genomen, hetgeen minder goed is (rond) als ondersteuning, doch vanzelfsprekend zeer weinig kosten. Er mag geen hout der pijlerbekleding, dat nog dienst kan doen, in de houtpijlers gebezigd worden.

Het << zetten >> bij goede handvulling bestaagt 50 %, dit wil zeggen dat na samendrukking de hoogte der vulling met de helft vermindert, i.a.w. de helft van de ruimte is door stenen vervangen.  

b) Mechanische opvullingmachines of slingervulling. - De vulmachine, die in de pijler opgesteld staat, ontvangt de stenen op een draaiende schijf, vanwaar zij door de middelpuntvliedende kracht in de vulling geslingerd worden. De noodzakelijkheid het vullingmateriaal door schudgoten aan te brengen, vertraagt de vooruitgang en deze schudgoten moeten stuk per stuk afgebroken worden naarmate de machine hoger opgetrokken wordt. De slingermachine op de bandinstallatie gemonteerd blijft praktisch te zijn; zij bevindt zich tussen onder- en bovenband dezer installatie; de stenen worden van de bovenband afgeschraapt, komen terecht op een kleine, op het pand dwarsliggende band, voorzien van ijzeren latten en zeer snel draaiende; zij alzo met kracht in de oude pand tegen de vorige vulling geslingerd. Met zulke machines bedraagt het << zetten >> 25 tot 20 % , t.t.z. dat 75 à 80 % van de ruimte opgevuld is. 

c) Gedeeltelijke vulling. Blindgangen - Damvulling. - Deze verouderde wijzen van vulling worden toegepast als de organisatie der werkplaats, het aanbrengen van stenen niet of in zeer beperkte mate veroorlooft.   Blindgalerijen worden in strekkende richting gedolven, in dak of vloer der laag, met of zonder betimmering: de stenen worden links en rechts van deze galerijen opgehoopt tot stevige dammen die goed sluiten tegen het hangende. Deze methode heeft grote gebreken: kostelijk aan lonen en eventueel aan springstof; luchtverlies en ophoping van mijngas in de blindgangen.   Bij damvulling (of ribbenbouw) worden stenen aangevoerd in de kopgalerij, doch niet in voldoende hoeveelheid om het pand te vullen; op ongeveer gelijke afstanden worden stenen dammen gebouwd (dikke stenen op de zijden met dunne er tussen) van 3 en meer meter breedte die het pijlerfront volgen. Eventueel worden er dan ook houtpijlers gezet. Voor lange platte lage pijlers is deze methode, zo min als de volledige vulling met de hand, niet aangewezen.

d) Volledige vulling ter plaatse. - Zij wordt met goed gevolg toegepast in het zeldzaam geval dat de laag steenpak (ofwel- of dakbrak) bevat, waarvan het volume voldoende is om na verruiming, het pand achter de goot op zijn ganse hoogte in te nemen. Aangezien het verruimingscijfer van leisteen ongeveer 2 is, zou dus een koollaag met een steenpak, gelijk aan de helft der totale hoogte, de ideale laag zijn voor volvulling ter plaatse. De mogelijkheid moet echter bestaan, de stenen uit de kolen verwijderd te houden, nl. zo dat geen stenen in de goot en geen kolen in de vulling gaan.

e) Spoelvulling. - Beginsel. - Fijne steenafval, meestal komende van de wasserij, wordt in de pijlers gespoten door middel van een sterke waterstroom.   De afmetingen der gebruikte stenen gaan tot 6 cm. Het mengsel der gronden kan kan gemaakt worden op de bovengrond voor dichtbij gelegen of ondiepe werkplaatsen, ofwel ondergronds.   Een buisleiding, vertrekkende van de bovengrondse inrichting, leidt de waterstroom en het matreiaal tot aan de kop van de pijler.   De zwakke gedeelten in deze leiding zijn de bochten, die dan ook speciaal versterkt zijn.   In de pijler gaat men te werk als volgt: Het te vulling pand wordt langs de frontzijde met planken afgezet en langs onder (galerij) met takkenbossen, die een filter vormen, het water doorlaten en de stenen weerhouden. De buis die het mengsel doorlaten en de steen en water aanvoert, wordt dan opengezet door de kraan. Het mengsel loopt af langsheen de muur, de vaste bestanddelen worden tegengehouden, het water druipt door de takkenbossen en verwijdert zich langs de gracht der bandgalerij naar de pompreservoirs, waar het terug naar de bovengrond gepompt wordt.

Voor- en nadelen der spoelvulling: Maakt de ontginning met lange pijlers mogelijk, dus grote voortbrengst en minder tussengalerijen.

- Het luchtverlies door de vulling is onbeduidend.

- De pijler is altijd goed gevuld, dus minder gevaar voor instorting.

- De onderhoudskosten der galerijen zijn uiterst gering.

- De grondverzakkingen aan de bovengrond, alsook de mijn schade zijn praktisch uitgesloten (5 tot 10 % zetting tegen 50 % met gewone vulling).

- Bij gebruik van spoelvulling kan men de schachtbeveiligingspijler wegnemen hetgeen soms nodig is in het geval zeer ontvlambare lagen.

Maar anderdeels hebben wij de nadelen:

- De zelfkosten der spoelvulling zijn aanzienlijk.

- De werkplaatsen bevinden zich gedurige in een vochtige toestand.

- De drooghouding is kostelijk daar men ongeveer 1 m3 water per m3 vulling nodig heeft. - Het vullingsmateriaal moet aan de volgende vereisten voldoen: goed meegesleept worden door de waterstroom om de verstopping der leiding te voorkomen; een dicht opvulling geven, zich gemakkelijk na het vulwerk van het water afscheiden. 

f) Blaasvulling. - Beginsel.

- In plaats van water gebruikt men heden in vele mijnen perslucht, die de stenen hetzij van af de bovengrond, hetzij van in de ondergrond in de pijler blaast. Er bestaan verschillende soorten van inrichtingen; onnodig ze verder te behandelen.

Voor een blaasvulling op 300 m afstand, heeft men voor 10 m3 vulling per uur ruim 20m3 perslucht per minuut nodig; voor 50m3/uur ongeveer 100m3 perslucht per minuut. Mits een goede samenstelling van de stenen kan het zetten 10 à 15 % bedragen.

Op de spoelvulling heeft de blaasvulling de volgende voordelen:

- men hoeft geen water naar de bovengrond terug te sturen; - de werkplaats blijft droog; - snellere werking, minder gevaar voor verstopping der buizen;

- minder kostelijk, maar brengt veel stof voort bij de monding der blaaspijp. De spoel- en blaasvulling bieden het groot voordeel, dat ontkolen en vullen gelijktijdig kunnen geschieden.  

B. BREUKBOUW OF ZELFVULLING.   De mijnbouw evolueert voortdurend. Nog zo lang niet geleden werd geëxploiteerd volgens de instortingsmethode; daarna werd de vulbouw veralgemeend en sedert verschillende jaren heeft nu in Limburg zelfvulling of breukbouw ingang gevonden. 

Breukbouw bestaat in het stelselmatig neerstorten van het dakgesteente boven de ontkoolde ruimte, zodanig dat deze geheel gevuld wordt met losse steen, die dan voor de hogere dak lagen een meegevende ondersteuning uitmaakt. In andere worden, indien men het dakgesteende op een hoogte, gelijk aan de opening der laag, neerwerpt, en rekening houdt met de verruimingscoëfficiënt 2 van de leisteen, totaal gevuld. 

1. Vereisten van de breukbouw.

- De eerste vereist is, dat de gebroken daksteen de totale holruimte inneemt.

Daarom moet het zogenaamde << lage dak >> op een voldoende hoogte neerstorten; het << hoge dak >> verzakt langzamerhand, dit is het normale verschijnsel; in het tegenovergesteld geval heeft men een massieve verzakking of dakstoot).  

Een goed afgetekende breuklijn, evenwijdig met het front, moet verwerkt worden door een starre ondersteuning van de breukrand, met houten of ijzeren stijlen of bokken (stapels), bij het roven van het verlaten pand.

2. Methodes.

- In het begin was men van mening, dat slechts volstrekt stijve stijlen of bokken voor breukbouw in aanmerking kwamen; nu gebruikt men met evenveel succes meegevende elementen, wier samendrukbaarheid regelbaar is en tot zeer weinig kan herleid worden. Valt het dak niet spontaan na het roven der ondersteuning (algemeen bij het aanzetten van een pijler), dan is een genoodzaakt het door schieten af te breken: een grote oppervlakte hangende rots is een gevaar en kan tot een << dakstoot >> of rotsstoot aanleiding geven, waaronder ook het afbouwpand zou bezwijken.

In vele gevallen is de gewone pijlerstutting onvoldoende langs de breukrand en moet deze door tussenstijlen of bokken versterkt worden. Deze bokken worden, zoals de ijzeren stempels dagelijks vooruit gebracht. Zij bestaan uit houten balken of uit profielijzers of rails, die met zorg gelijnd, opeengestapeld en vastgepind worden tegen het dak. Rond balken moeten vermeden worden.

Het losmaken der stapeling levert moeilijkheden op, wanner men geen gebruik maakt van instorters; dit zijn houten of metalen balken die gewoonlijk de basis vormen van de stapeling en voor zien zijn van schuine wiggen aan hun uiteinden; deze wiggen zijn gegrendeld bij het gegrendeld bij het plaatsen; zij schuiven na ontgrendeld weg onder een kleine slag (alzo is heel stapel intschoeid en zakt ineen. Tegenwoordig verkiest men ijzeren stempelrijen boven stapelingen. 

Het roven geschiedt op verschillende wijzen naarmate met een houten of ijzeren ondersteuning, met stempels van constante lengte of met schuifstempels te doen heeft.   Het roven van hout met de hand wordt nog slechts uitzonderlijk gedaan: Het weghalen der oude betimmering is een werk dat niet van gevaar ontbloot is; de rovers moeten dus voorzichtig en ervaren mijnwerkers zijn. Het rover van een houten betimmering geschiedt meestal met een lange houtbeitel. Heden wordt de houten ondersteuning doorgaans met behulp van een rooflier omgerukt op een lengte van 100 tot 150 meter. Een sterke kabel wordt over de ganse de andere zijde der rij omhoog gesleept en stevig aan een zuil bevestigd. De lier trekt alle stijlen achtereenvolgens om tot aan deze zuil, en daar kan men hetzelfde manoeuver hernemen.   Het roven van starre ijzeren stijlen geschiedt met de lier, die gewoonlijk van onder naar boven trekt en sterk vastgeankerd ligt in de pijler. Hier is het omrukken zo eenvoudig niet, aangezien de stempels vast staan (in de muur gedrongen) en telkens moeten herwonnen worden. Men gaat veel doelmatiger te werk dan met hout: één, twee en soms meer stempels worden in één trek geroofd, dadelijk onder het puin uitgehaald en in het nieuwe pand omvergeworpen. Een roofploeg bestaat uit 1 machinist en 2 uittrekkers, haar rendement is met de omstandigheden zeer verschillend.   Bij schijfstempels worden de bouten of wiggen losgemaakt en daarna door middel van een stijlentrekker teruggewonnen; zij kunnen dan onmiddellijk in het nieuwe pand gebruikt worden.

Een geoefend worden. Een geoefend werkman kan op zijn post 30 tot 50 stempels per post terugwinnen. We hebben reeds gewezen op het groot voordeel der schuifstempels ten overstaan der stijve stempels; het roven van deze laatste is nl. afhankelijk van andere werkzaamheden in de pijler.   Het spreekt van zelf, dat men eerst al het hout en ander materiaal uit het oude pand moet verwijderen, alvorens tot het rover der ondersteuning over te gaan. 

C. ENKELE VERGELIJKINGSPUNTEN TUSSEN VUL- EN BREUKBOUW.  

De zelfvulling verhoogt de steenopvoer, vermindert dus de capaciteit van de schachten, vermeerdert de algemene kosten. 

- De terreinbeweging is groter bij zelfvulling en bijgevolg is het delven, onder steunen en onderhouden der galerijen kostelijker.

- In de laagopeningen van meer dan 1,50 m is volvulling de regel.

- Dakbreuk verhardt de kolenlaag; vermindert het hakeffect; doch hier kan aan verholpen worden door ondersnijding.

- Soms heeft men uitwaseming van in de holruimte opgehoopt mijngas. Dit zijn nadelen van de zelfvulling, doch zij heeft anderdeels verschillende voordelen; daar zij toelaten in twee diensten te ontkolen, hebben we: - grotere productie; - grotere concentratie; - hoger rendement; want meer productieve arbeid en minder nevendiensten; - betere belasting der transportmiddelen; - grotere afbouwsnelheid. - Zij past zich goed aan bij de snelverplaatsbare ijzeren ondersteuningen.

Het is moeilijk te bepalen welke der twee methodes de voordeligste is op economisch gebied, doch het is een feit, dat tegenwoordig het merendeel der kolen, in de Kempen en elders, door breukbouw gewonnen wordt.   

BAANBREKING   Welke ook de aangenomen ontginningsmethode zij, men moet er altijd voor zorgen dat de pijlergalerijen tijdig gesneden worden en het koolfront dadelijk volgen. De galerijfronten moeten het pijlerfront bijhouden en zelfs voorblijven. De gangen moeten daarbij een voldoende doorsnede hebben om de doorgang der wagens of der transportbandinstallatie toe te laten en de gewenste luchtverversing te verzekeren. Het is aan de bevelen een grote sectie te nemen, om met het effect ven het eventueel verzakken of poffen van de het gebergte te houden; zo zal men bij breukbouw grotere afmeting voorschrijven dan bij volledige vulling.  

In dikke lagen zijn de gangen geheel in de gedolven ; bij dunne lagen is men verplicht de baan te snijden, hetzij in het dak, hetzij in de muur, hetzij in beide gelijk. In dikke lagen zijn de gangen geheel in de laag gedolven; bij dunnen lagen is men verplicht de baan te snijden, hetzij in het dak, hetzij in de muur, hetzij in beide gelijk. In vlakliggende gebergte, zoals in de Kempen, drijft men algemene regel de vervoergalerij grotendeels in de muur, de luchtgalerij in het dak der laag. Toch worden er wel uitzonderingen gemaakt en worden er kopgalerij in muursteen gesneden, als bijvoorbeeld de daksteen zeer hard en schieten verboden is. De voetgalerij is meestal ook een bandgalerij, terwijl dit slechts het geval is voor de kopbaan, wanneer stenen voor de vulling moeten aangevoerd worden. In de kolpost wordt de laag op de pandbreedte ontkoold en in de andere posten de stenen genomen op dezelfde breedte; de stenen moet, als het enigszins mogelijk is, ter plaatse in de pijler opgeborgen worden al zij het dan ook een breukpijler; men maakt dan aan de tegenovergestelde zijde van de pijler een << steenzak >> of << simpel >>, waarin ongeveer de helft der stenen geborgen worden, terwijl de andere helft in de pijler gaat . Goede vulling aan weerzijden der galerij is een waarborg voor haar behoud. 

A. ONDERSTEUNING.   1. Het houten raam. (zie vroeger). - De afstand tussen twee ramen is gewoonlijk 1m; het is nochtans wenselijk, dat die afstand zoveel mogelijk met een pand van de pijler overeenkomst. Men vergeet nooit de opeen volgende ramen tegen elkander te schoren en de verpakking van dak en wanden met des te grote zorg uit te voeren naargelang de gronden brokkelige zijn. Hoe goed men ook de stutting verzorgen, de ramen zullen altijd na zekere tijd bezwijken. Zij moeten dan dadelijk hersteld of vervangen worden; een gebroken raam ondersteunt de gronden niet meer en doet de naburige ramen eveneens breken. Men heeft er altijd belang bij ruime secties te nemen om de baan zo lang mogelijk met eenvoudige tussenbetimmering open te houden. In sommige gevallen nochtans, is het aan te raden de eerste baanstutting wat lichter te maken en later, als de verzakking uitgewerkt is, da baan na te breken en voor goed te betimmeren. Men zal, zoals reeds vermeld, de vulling zo dicht en zo volledig mogelijk maken aan weerszijden der galerij. 

2. IJzeren baanondersteuning. - Thans heeft het metaal het hout bijna geheel verdrongen in de ondersteuning der pijlergalerijen. Men gebruikt Toussaint-Heintzmann-ringen of Moll-ramen.   We geven hier enige voorbeelden van Moll-ondersteuning. 

a) In dikke lagen. - Het Moll-raam staat op houtpijlers, die tot tegen het dak van de laag opgetrokken en goed met gevuld zijn.  

b) In middelmatige lagen. - In de vervoergalerij. Aan weerszijden is de steenkool ver genoeg weggenomen om er een stevige houtbok, gevuld met stenen, op te trekken in de ganse opening der laag. Deze bokken moeten met zorg op goed bepaalde afstanden volgens de lengte ( voor het doorlaten der schudgoot) en in de sectie (voor de raambreedte) gebouwd zijn; immers, de zijliggers moeten op de houtpijlers rusten om voldoende elasticiteit aan het raam te geven. In de vervoergalerij moet het steenfront in de muur genomen worden, wegens de stelling van de transportband; om een voldoende hoogte te hebben, dient er echter ook in het dak een inbraak gemaakt, groot genoeg om de Moll-borgen en de middenbalk te bevatten; daarbij moet het front voor het pijlerfront zijn (plaats van keerrol). Het is slecht de zijliggers op de muur der laag te plaatsen, maar nochtans toegestaan wanneer de stutting heel voorlopig en dus zeer korte duur is. 

De voetgalerij kan ook geheel in de muur gebroken zijn: dan bezigt men liefst Moll-ramen op kwetshouten en palen. Terwijl in de transportgalerij het front vooruit staat op het pijlerfront, is zulks niet nodig in de kopgalerij van een breukpijler, waar meestal het steenfront in het dak enige meter op de pijler achterblijft. Bij vulpijlers, integendeel, moet ook het front van het kopgalerij ongeveer met het kolenfront gelijk staan. 

3. Opmerking. - De houten jukbouw wordt nog gebezigd als voorlopige ondersteuning bij het front der galerijen; doch deze voorlopige stutting kan ook door ijzeren, meegevende stempels verwezenlijkt worden. Op de vraag of het voordelig is het baanfront op het pijlerfront voor te zetten, antwoorden we liever << neen >>, tenzij men een verkenning wil maken. Inderdaad, de drukking is stevig voor het kolenfront en de stutting is dus kostelijk, daarbij is de ventilator, die bij de pijler moet geplaatst worden, een noodzakelijk kwaad (plaatsruimte onaangenaam geluid, verbruik, enz.). De kwestie der voorlopige galerije-ondersteuning aan de voet van de pijler heeft aanleiding gegeven tot meningsverschillen. Hier ook kan geen algemene regel gelden: het terrein en de afbouw zijn de veranderlijke elementen, die de toe te passen werkwijze moeten bepalen. Bij vulpijler, waar de galerijen aan weerszijden met sterke houtblokken en steendammen verstevigd zijn, en bij breukpijler plaatsen. In zwaar of onrustig terrein en bij breukbouw, is het doorgaans aangewezen de eerst uitbouw der galerijen, dus in de onmiddellijke nabijheid van het front, voorlopig in hout, soms ook gedeeltelijk in ijzer te maken en slechts enige meter (5 tot 10) er achter, waar de grond verzakt is een nieuwe staat van evenwicht bereikt heeft, de galerij voor goed op grote sectie te zetten en definitief te bekleken. In het laatste geval heeft men dus de eigenlijke steenbrak aan het front der galerijen, op enige afstand gevolg door de nabraak achter de pijler.

Einde ener werkplaats. - Is de ontginning van een pijler ten einde, dan is het eerste werk het verwijderen van al het materiaal (schudgoten, stampels, motoren, buizen, enz.) uit de pijler. In de pijlergalerijen geschiedt de achtergrond de achterwaartse herwinning van de het materiaal, ook van de galerijbekleding, wat kan gedaan worden met behulp van rooflieren, waardoor ruim 90 % van de ijzeren ondersteuning kan uitgetrokken worden. een luchtkokerleiding ververst dit materiaal gedaan, om het nog bruikbare terstond naar in bedrijf zijnde werkplaatsen te sturen en het onbruikbare naar de bovengrond te zenden, waar het in het herstelbaar en onherstelbaar materiaal gerangschikt wordt.   

FACTOREN DIE HET NUTTIG EFFECT EN DE ALGEMENE UITSLAGENENER ONTGINNING BEÏNVLOEDEN  Zekere factoren hebben hun onmiddellijke weerstand op het rendement der werklieden en bijgevolg op de kostprijs op de kostprijs der producten.

1. De laagopening. - Hoe dikker de laag, des te groter het hakeffect. Inderdaad, de voortgebrachte hoeveelheid is niet omgekeerd evenredig met de hoogte; het is het onderkerven of inbreken dat tijd en werk vraagt, en dit werk blijft ongeveer hetzelfde in een dikke als in een laag. Een grote laagopening begunstigt het hekken, het scheppen, het wegruimen der producten, het opstellen en ombouwen van het transportmiddel, het verkeer van personeel; in een woord: het rendement van de delfplaat. De laaghoogte beïnvloedt eveneens de baanbreking: hoe dikker de laag, des te gering de steenbraak.  

2. De samenstelling van de laag. Het rendement der houwers hangt af van de samenstelling der laag. Een steenpak kan volgens zijn dikte of zijn hardheid, het werk vertragen of bespoedigen: vertragen wanneer de houwer dikwijls verplicht is de stenen stuk per stuk in de vulling te werpen; bespoedigen wanneer de steen zich gemakkelijk laat bewerken dan de kool. De zuiverheid der kolen is van groot belang met het oog op het netto hakeffect der kolenhouwers. Om de rendement van twee lagen te vergelijken mag men niet alleen het wagen of de bruto-voortbrengst beschouwen; dit kan geen nauwkeurig idee van de rendement geven. Voor een zelfde lichamelijke inspanning is het hakeffect van een zuivere laag ontegensprekelijk hoger dan dat van een onzuivere kolenader. 

3 De helling en de wending der laag. - Ze heeft vooral belang ren overstaan van het vervoer in de pijler en maakt de arbeid der houwer dus gemakkelijk of moeilijker. De wending der laag werkt op de algemene uitslagen der ontginning naargelang is of niet. In onregelmatige lagen met storingen en veranderingen van samenstelling en helling is de arbeid moeilijker en kostelijker. 

4. De hardheid der laag. - Reageert vooral op de zelfkosten. de hardheid varieert van de ene laag tot de andere verschillen. Hoe harder de laag, de laag, des minder dikke kolen met de afbouwhamer. Twee naburige lagen kunnen brokkelig zijn als ze samen ontgint, terwijl afzonderlijk genomen, de tweede gas uitwasemt langs de door de afbouw der vorige verwerkte spleten heen en daardoor verhardt. men moet met die invloed rekening houden als men nabij gelegen legen ontgint.

5. Gasuitwaseming. - Benevens de gevaren die het oplevert, heeft het gas zijn invloed op de kostprijs, doordat het ons aantal pijler in een zelfde laag te verminderen. Vandaar grotere verspreiding van personeel, moeilijker toezicht en meer onderhoud. Bovendein is men verplicht minder hoogte te geven aan de verdiepingen, waardoor de kosten aan voorbereidende werken verhogen. Het gas vergt een beter verzorgde vulling en beperkt het gebruik van springstof; anderdeels begunstigt het in de laag opgesloten mijngas het hakeffect.

6. Kwaliteit der gronden. - De betimmering van galerijen en pijler hangt hier van af. De grond kan hard en compact zijn en hevig drukken; hij kan ook brokkelig en onsamenhangend zijn. In beide gevallen hebben wij een meer verzorgde stutting nodig; dus meer houtverbruik. In slechte gronden is het onderhoud kostelijk; anderdeels vertraagt het hard gesteente de baanbreking. De kwaliteit der gronden werkt op de productie en nodige werkkracht, want in slechte gronden kan men dezelfde voorzetting niet maken als in harde. Slechte gronden bevuilen de kolen en verminderen hun waarde; de brokkelige rotsgedeelten kunnen nooit totaal uit de kolen verwijderd worden. De slecht gronden stellen ons bloot aan instortingen, die niet alleen kostelijk zijn aan herstelling, maar tevens de normale gang der uitbatingen stremmen.

7. Voorzetting der pijlerfronten. De voortschrijding van het kolenfront is zeer veranderlijk. Zij hangt van de hardheid der laag, haar samenstelling en de aard der gronden. Nochtans voor een gegevens laag kan de vordering verschillen volgens de frontlengte aan elke houwer toegekend. Wij staan dus voor de keuze, elk houwer een grote frontlengte te geven en een gematigde vooruitgang te laten maken, of een kleinere frontlengte te nemen en grotere vorderingen te maken. De beszet oplossing is altijd een snelle vooruitgang; ze heeft nl. de volgende voordelen: a) voor en bepaalde productie heeft men minder pijlerfronten, dus geringer toezicht, minder onderhoud, geakkerde vervoer; b) de duur der werkplaats wordt verkort, duw minder baanonderhoud en betere benuttiging van het materiaal; c) hoe sneller de front voorschrijden, des te minder drukken de gronden, des te gemakkelijker lost de kool en des te groter is het rendement in stukkool; d) gepaard met lange pijlerfronten is de snelle voortschrijding en hoofdvereiste voor de << concentratie >> der voorbrengst in grote eenheden.

8. Lengte der pijlers. We hebben gezien hoe eertijds de pijlerlengte berekend werd, met het oog op de te bergen stenen; deze lengte is een minimum. De maximumlengte wordt hoofdzakelijk bepaald door de organisatie van het vervoer der producten, eventueel der vulling en de mogelijkheid van luchtverversing. De capaciteit der transportinrichting stelt de frontlengte vast voor een gegevens vooruitgang; tevens moet de mogelijkheid bestaan de pijler behoorlijk te vulling, hetzij door stenen uit de pijler, hetzij door steenaanvoer, hetzij door zelfvulling. 

In de laatste jaren heeft men, met het oog de concentratie, de fronten merkelijk verlengd; waar men eertijds en pijler van 100 m als een belangrijke eenheid beschouwde, zijn nu fronten van 200, 300, zelfs 400 m geen zeldzaamheid meer. In de moderne mijnen is de gemiddelde lengte der pijlers 200 à 300 meter. Het is niet aan te bevelen de pijler onbepaald te verlengen, overdrijving leidt gewoonlijk tot misrekening en tegenslag. De luchtverversing en vooral de warmtegraad, die van de voet tot de kop van de pijler geleidelijk stijgt, zijn factoren die de lengte van het front vanzelfsprekend beperken. Voordelen van lange pijlers.

- 1) Vereenvoudiging der werkplaatsen; minder galerijen minder onderhoud, minder materiaal.

- 2) Gemakkelijker transport.

- 3) Gemakkelijker toezicht daar de werkplaats geconcentreerd is.

- 4) als gevolg der voorgaande punten: minder personeel voor nevendiensten; groot percentage voortbrengers. 5) Verbetering van algemene luchtverversing der mijn.

9. Ligging der splijtvlakken. - De splijtvlakken spelen een grote rol in de afbouw der fronten en, zoals we gezien hebben, in het werk van de houwer en dus ook in het hakeffect. 

10. De aanwezigheid van water. - De aanwezigheid van water stemt altijd de goede gang der werkzaamheden; in zeer geringe hoeveelheid nochtans is het een middel tegen de vorming van stof.

11. Regeling van het werk. - Dit is de organisatorische zijde der ontginning. Wij zullen hierover speciaal handelen. Men verstaat gemakkelijk, dat de inrichting der verschillende diensten: afbouw, lading, luchtverversing, enz., het bedrijf rechtstreeks beïnvloeden. 

12. De kwaliteit der werkkrachten, de werkvoorwaarden (temperatuur, vochtigheid, stof, enz.); de sociale voordelen zijn omstandigheden die zonder twijfel van grote betekenis zijn ten opzichte individuele prestatie.

© E.C.

Steenkool komt voor in diverse kolensoorten en - kwaliteiten zoals   antraciet  ,ess- (of halfvet)kool, rookzwakke (of drie-kwart vet)kool en vetkool. Het verschil in gasgehalte maakt het onderscheid tussen deze varianten. Antraciet bevat het minste gas en vetkool het meest. Antraciet en magere kolen zijn gasarm en met name geschikt voor de huisbrand.

De esskolen en rookzwakke kolen zijn bestemd voor industrieel gebruik of als brandstof in   elektriciteitscentrales  . Vetkolen zijn zeer gasrijk; bij verhitting vergruizen deze kolen tot blokjes en klitten aaneen tot sintels. Deze zijn daardoor zeer geschikt voor de fabrikage van  cokes ; een harde kool, bijna rookvrij en nagenoeg zonder zwavel en  fosfor .  Cokes wordt voornamelijk gebruikt bij de productie van ijzer door  hoogovens  en gieterijen. 

Het  gas  dat bij de productie van cokes vrijkomt is een energiebron maar ook een grondstof voor de bereiding van stikstof  kunstmest  en andere chemische producten. Vetkool kan ook direct worden ingezet als brandstof voor de industrie, schepen en  locomotieven .      Bij de winning van huisbrandkolen komen ook veel vergruisde kolen vrij, de zogenaamde fijnkolen.

De fijnkolen zijn niet geschikt als huisbrandkolen, maar worden als - goedkopere - industriekolen verkocht. Door fijnkool en  pek  te mengen en vervolgens samen te persen kunnen briketten en  eierkolen  worden gefabriceerd die wel weer geschikt zijn voor huisbrand. 

Gastarbeiders op hun gezamenlijke kamer in een Belgische pension in de jaren zeventig

Met gastarbeider wordt bedoeld iemand die tijdelijk naar een ander land komt om daar arbeid te verrichten. De beweegreden voor een dergelijke actie is vrijwel altijd een economische: er is te weinig werk in het thuisland en er is voldoende vraag naar arbeiders in het gastland.

Tijdelijk houdt in, dat het de bedoeling is terug te keren naar het land van herkomst, wanneer dat niet meer het geval is, is er sprake van immigratie en wordt de gastarbeider een immigrant. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er naar de rijkere West-Europese landen veel gastarbeiders gekomen. Eerst (voornamelijk voor de kolenmijnen) onder meer uit Polen en de Balkanlanden. In het begin van de jaren 60, werden ten dienste van de zware industrie, mensen gehaald uit landen als Italië - Spanje en Portugal.

In 1964 sluit de Nederlandse regering een wervingsakkoord met Turkije en op 14 mei 1969 volgt Marokko. De gastarbeiders werden naar Nederland gehaald omdat veel Nederlanders het zware- en vuile werk niet meer wilden doen. De uit deze politiek voortvloeiende massa-immigratie werd betaald door de aardgasbaten. Veel gastarbeiders vonden al zoekend naar betere werkomstandigheden dan in de omliggende landen ook zelf de weg naar Nederland. Lees meer...  © E.C.

 

Arbeidsmigranten uit het buitenland speelden een belangrijke rol in de personeelsvoorziening van de Limburgse italiaanse_gastarbeiderssteenkolenmijnen. Als achtste en laatste project van Mijn Verleden Mijn Toekomst worden de gastarbeiders voorgesteld.

Vóór de Tweede Wereldoorlog waren dat voornamelijk Duitsers, Polen en Slovenen. Zij werden vooral aangenomen omdat ze ervaring hadden in ondergrondse mijnarbeid. In deze jaren van snelle opbouw van de mijnen hadden de mijndirecties een groot tekort aan ervaren mijnwerkers. In Limburg zelf waren die in onvoldoende mate te vinden. In 1930 werkten er 12.000 arbeidskrachten uit het buitenland in de Limburgse mijnen. Dat was ongeveer een derde van de totale personeelssterkte.

Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 moesten de mijnen inkrimpen. Vooral buitenlandse mijnwerkers werden ontslagen. Daarom was in 1939 het aantal buitenlanders in de Limburgse mijnen teruggelopen tot 3.400, 10 procent van het totale aantal mijnwerkers.

Na de Tweede Wereldoorlog moesten de mijnen opnieuw regelmatig een beroep doen op mijnwerkers uit het buitenland. Het verschil met de vooroorlogse periode was vooral dat de arbeidsmigranten nu voornamelijk ongeschoolde mijnwerkers waren. In de Limburgse mijnen kregen ze een basisopleiding voor de ondergrondse arbeid. Ze kregen een tijdelijk arbeidscontract. Het waren met andere woorden gastarbeiders, die na één of twee jaar werk in de mijnen weer naar huis zouden terugkeren.

Tussen 1948 en de sluiting van de laatste mijn in 1974 wierven de Limburgse mijnen deze gastarbeiders in verschillende landen, zoals Italië, Spanje, Joegoslavië, Griekenland en Marokko. Italianen en Spanjaarden arriveerden per trein in Limburg. In de jaren zestig werd ook het vliegtuig gebruikt, bijvoorbeeld voor de Joegoslaven die vanaf 1962 werden geworven.

Logement.In 1948 sloten de Nederlandse en de Italiaanse overheid een overeenkomst, die het mogelijk maakte dat de mijnen in Italië arbeidskrachten konden werven.

Eind jaren veertig kwamen ongeveer 700 Italianen naar Limburg. Een veel grotere groep (enkele duizenden) kwam in de jaren tussen 1956 en 1958. In 1962 en 1963 arriveerde een laatste groep van ongeveer 200 Italiaanse mijnwerkers in Limburg. Ze werden aanvankelijk geworven in het noorden van Italië, maar later vooral op Sardinië en in de provincie Abruzzen.

De mijnen zorgden voor deze jonge, meestal ongehuwde gastarbeiders voor kost en inwoning in gezellenhuizen.

Ook betaalden de mijnen de reis naar Limburg. De Italianen kwamen per trein aan op station Maastricht. Daar werden ze opgewacht door vertegenwoordigers van de Limburgse mijnen, die de nieuwe arbeiders naar hun woonplek begeleidden.

Vanaf 1962 wierven de mijnen ook in Spanje. Een kleine duizend Spaanse mijnwerkers besloten hun geluk in de Limburgse mijnen te gaan beproeven. Ook zij reisden groepsgewijs met de trein naar Limburg, waar ze op station Maastricht arriveerden.

Gastarbeider-2

Veel gastarbeiders viel het zware en ongezonde werk in de mijn tegen. Lang niet iedereen diende zijn contract uit, ook al omdat de heimwee vaak toesloeg. Bovendien waren er de nodige culturele obstakels. Zo protesteerden in april 1963 ongeveer 200 Spaanse gastarbeiders tegen het eten in de gezellenhuizen Leijenbroek (Sittard) en De Egge (Brunssum) dat volgens hen niet goed was.

Ze kregen gerechten voorgezet die ze in Spanje niet kenden. Toen ze in staking gingen, werden ze door Staatsmijnen op staande voet ontslagen. Bemiddelingspogingen van onder meer de Spaanse viceconsul mislukten en uiteindelijk vertrokken naar aanleiding van het conflict bijna 300 Spaanse mijnwerkers uit Limburg. Zij stapten in Maastricht op de trein, blij dat ze terug naar huis konden. ©

 

Een grensarbeider is iemand die in één land (het werkland) werkt, in een ander land (het woonland) woont en gewoonlijk dagelijks of ten minste eenmaal per week naar het woonland terugkeert. Een grensarbeider wordt ook wel een grensganger genoemd. Voor grensarbeiders is de belasting en de uitvoering van wetten op het gebied van de sociale verzekering administratief nog niet zo eenvoudig geregeld, niet voor de grensgangers zelf en niet voor de ambtenaren die de regelingen moeten uitvoeren. Zo kunnen grensgangers vaak in meerdere landen belasting en premies betalen en van voorzieningen gebruik maken. Lees meer... ©

 

 

HOUTHALEN - HELCHTEREN

Arrondissement Maaseik: provincie Limburg

Deelgemeenten: Helchteren, Houthalen

7827 ha; 30.000 inwoners 

Helchteren 3530

6.640 inwoners

1107: Haletra; haledjra= jeneverbessenstruik

Helchterenaar; Helchterens

2979 ha; Kempisch plateau; 65-80m); heide, bossen en weiden; doorsneden door enkele beken, onder meer de Mangelbeek op de grens met Houthalen

woondorp; handel; industrie, kazerne, vakantiepark

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 15 km) en Neerpelt/Lommel 

GESCHIEDENIS

De heerlijkheid Helchteren hing tijdens het ancien regime af van de abdij van Sint-Truiden, die hier een waterslot, ter Dolen, liet bouwen. De abdij bevat zowat de geestelijke als de heerlijke rechten in het dorp. Er waren vier gehuchten, De Hoef, Dorp, Kunsel en Sonnis, die alle vier op de noordelijke helling van de Mangelbeek lagen. 

Helchteren werd geleidelijk ontsloten door de aanleg van de weg Luik-’s-Hertogenbosch in 1768-1788, de bouw van een station aan de spoorweg Hasselt-Eindhoven in 1865 en aanleg van de weg Heusden-Bree in 1908-1910.

Vooral de ontginning vanaf 1930 van de steenkoolmijn Helchteren-Zolder en de inplanting van de kazerne tussen het dorpcentrum en het gehucht Sonnis, hebben het aanzicht van het dorp gewijzigd. Alleen in het oostelijke gehucht Sonnis is het eeuwenoude agrarische nog bewaard gebleven. 

In september 1944 werd in Helchteren hevig slag geleverd tussen en Duitse troepen. Na de oorlog werden nog een kazerne en een schietveld voor aangelegd, zodat momenteel één derde van het grondgebied gebruikt wordt door de militairen. 

BEZIENSWAARIGHEDEN

De driebeukige neogotische Sint-Trudokerk  van 1890-1895 is van baksteen met sierelementen van natuursteen. Architect was H. Martens uit Stevoort. De kerk werd in 1910-1911 gewijzigd: de toren werd en het schip verbouwd. Het meubilair is neogotisch van ca. 1895-1896, behalve twee laat-barokke portiekaltaren, drie biechtstoelen en een koperen doopvont uit de 18 de eeuw. Het orgel uit 1884-86 is van de Maastrichtse orgelbouwer Pereboom & Leyser.

Verder enkele 16 de eeuwse zoals het triomfkruis, een gekruisigde Christus, Sint-Trudo, Sint-Anna-ten-Drieën, Sint-Sebastiaan en Sint-Luciabeeld dateert van ca. 1700.

Bij de Sint-Trudokerk ligt het ontmoetingscentrum de Roepsteen, alsook het vroegere gemeentehuis van Helchteren, met een gedenkplaat Jan Wouters. Ervoor een monument voor de gesneuvelde uit de beide wereldoorlog, alsook onder een linde de oude roepsteen, waarop de belleman zijn nieuws vertelde. Aan de kerk staat nog een Heilige Hartbeeld met een gedenkplaat voor pastoor Felix Germens (1887-1923). Verspreid over de gemeente staan verscheidene kapellen, onder meer langs de Helzoldstraat, de Kapelstraat en aan de Hulsthagenstraat. Deze laatste werd opgericht in 1946 als herdenking aan de slachtoffers uit de wereldoorlogen en is geklasseerd als legermonument. 

Ten noorden van de dorpkern ligt het waterslot de Dool.  Het is een versterkt herenhuis en voormalig zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden. De kern van het ‘kasteel’ is een nagenoeg vierkant binnenhof, aanvankelijk versterkt door ronde hoektorens waarvan de twee noordelijke bewaard bleven. In de17de-eeuw abtsverblijf verruimd. In opdracht  van abt R. Mottart, 1780-1783, werd het gebouw tot een U-vormig classicistisch landhuis verbouwd. Ook de laatgotische huiskapel werd toen aangepast. In 1797 werd het domein openbaar verkocht. Voor het kasteel ligt een boerderij, waarin sedert 1994 een ambachtelijke brouwerij en een taverne zijn ondergebracht. De omgeving van het kasteel De Dool is als landschap geklasserd.

Ten noorden hiervan bevindr zich het park Molenheide 180 ha, een vrijetijds-en vakantiepark het bungalows, campings, sutropisch zwembad, congrescentrum en sportinfrastructuur. Ter westen ligt het Wild- en wandelpark en Molenheide, 100 ha, een omheind natuurgebied, waar inheemse dieren als herten in hun vertrouwen omgeving leven.

Op het gehucht Sonnis nog verscheidene oude boerderijen, typisch Kempense langgevelhoeves, in baksteen.

Aan de Heerkensweg, zgn. “kasteeltje” Hoeverheide, gebouwd ca 1870 door de Aalsterse textielbaron Leon Leirens. De Toscane villa ligt in een Engels landschapspark met exotische bomen. De gemeente heeft ook

enkele fraaie villa’s uit het interbellum, onder meer langs de Kazernelaan en in de Korte Heidestraat. 

EVENEMENTENKALENDER

Pinksteren: kermis

voorlaatste weekend van juli: modelvliegtuigenmeeting “Jets over Pampa”

voorlaatste weekend august: Ter Dolen fietshappening

zondag na 8 september: kermis 

GASTRONOMIE

Ter Dolen bier 

Houthalen 3530

23.360 inwoners

1117: Hallu, ca. 1212 Holt-Halen = bos, en Halen= bochtig hoogland

Houthalenaar; Houthalens

4849 ha; Kempisch plateau (60-75 m); doorsneden door enkele beken die alle naar het zuidwest vloeien, zoals de Laambeek op grens met Zonhoven en Mangelbeek op de grens met Helchteren

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 12 km), Genk, Beringen en Neerpelt/Lommel

woondorp, sociale woonwijken; handel; industrie; verzorgingscentrum 

GESCHIEDENS

Er zijn verscheidene vondsten uit de prehistorie en uit de vroege middeleeuwen. In 1141 verwierven de norbertijnen van Floreffe (Namen) het domein Hengelhoef en in 1228 Kelchterhoef. De norbertijen hadden ook de geestelijke zeggenschap over de kerken van Houthalen en Laak, benoemden er de pastors en indien de tienden. Op wereldlijk vlak behoorde Houthalen tot het graafschap Loon en later tot de heerlijkheid Vogelzang, die ook de omliggende dorpen Zonhoven, Zolder en een deel van Heusden omvatte.  

Houthalen had zoals de omliggende dorpen vaak te lijden van doortrekkende legers. Bijgevolg bouwden de inwoners vier schansen in de wijken, als bescherming tegen de soldateske. De ontsluiting van het dorp kwam er met de aanslag van de weg Luik- ’s Hertogenbosch in 1760-1770 en vooral de exploitatie van de steenkoolmijn vanaf 1938. De steenkoolmijn zorgde voor explosieve bevolkingsgroei, waarbij ook talrijke migranten van buiten Europa kwamen. De wijken Meulenberg en Houthalen-Oost  zijn volledig nieuw gebouwd na de tweede wereldoorlog. In 1965 ging de steenkoolmijn dicht, maar op het geëgaliseerde steenstort werd een industrieterrein aangelegd, zodat de werkgelegenheid verzekerd bleef. Na groeide het centrum uit tot kleinstedelijk handelscentrum.  

BEZIENSWAARDIGHEDEN 

Het moderne gemeente van 1959 is een ontwerp van architect L. Van den Vondel. In de bovenhal hangt het wandtapijt “De Weerwolf” van Houthalense kunstenares Simone Reynders. Op het plein voor het gemeentehuis eert een modern oorlogsmonument van 1970 de nagedachtenis van de slachtoffers van de twee wereldoorlogen.

De modern-gotische Sint-Martinuskerk van 1938-1940 werd door J. Deré uit Hasselt ontworpen. Ze is van buiten van bergsteen, van binnen van baksteen. Ze loodrecht gebouwd op de oude kerk, waarvan de laatgotische bakstenen toren uit ca 1500 en het gotisch koor uit 1437, opgetrokken uit maaskeien en mergel, bewaard bleven. Deze bouwelemeten zijn in de nieuwe kerk opgenomen. In het oud koor staat een barokaltaar, met het 17de-eeuwse paneel Aanbidding der Herders. Onder de toren, met zwaar kruisribbengewelf, bevindt zich de doopkapel met laat 18de-eeuws portiekaltaar en blauwarduinen wijwatervat van 1560.

De kerk bezit fraaie houten beelden uit 16de eeuw: de H. Blasius, de H. Barbara, een Sint-Anna-ten-Drieën, de H. Sebastiaan, Christus aan kruis, de H. Rochus en de H. Ambrosius. Enkele geelkoperen kandelaars en het zilverwerk dateren uit de 17de-18de eeuw.

De houten preekstoel is van 1687. De art-deco glasramen zijn van Brusselse glazenier Frans Crickx.

In de Maaslandse norbertijnerpastorij van 1739 is fraai stucwerk. Ze wordt ook wel de omgekeerde pastorie genoemd, omdat ze de mooiste kant van de tuin toe ligt?

Bezienswaardig is ook het Filip Nerilyceum, gebouwd in 1962-65 in de stijl van het brutalisme, naar ontwerp van architect A. Hoppenbrouwers. Het gebouw wordt gekenmerkt door betonskeletbouw, met veel gebruik van glas en hout. Aan de Oudstrijderslaan ligt de Grieks-orthodoxe kerk. Langs de Grote Baan en de Ringlaan staan nog enkele fraaie villa’s in een parkachtige entourage.

In het winkelcentrum herinneren diverse monumenten aan de verdwenen mijnindustrie, zoals een kolensnijtrommel, een persluchtlocomotief en drie mijnwagens of berlengs. Hier staat ook het Lachmanneke, een ontwerp van Bernard Keunen en Rik Jacibs. Aan de Guldensporenlaan staat een modern beeld “De mijnwerker” van Flor Verbist. Dezelfde kunstenaar ontwierp ook het monument “Gevallen vleugels” op het kerkhof, ter herdenking aan de geallieerde piloten die neerstortten in de gemeente tijdens de tweede wereldoorlog. 

Op een  kleine hoogte in het gehucht Laak, ten noorden van het centrum, rijst de 17de-18de-eeuwse eenbreukige Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Ze is gebouwd in baksteen, het koor in mergelsteen. De bakstenen westertoren heeft een klokdak met peervormige spits. Het tongewelf van de kerk is met stucwerk versierd. Er staat een laat- 18de-eeuws portiekaltaar en enkele beelden in volkskunst.

De moderne Sint-Jozefskerk van 1965 is een ontwerp van architect Dewandre uit Hasselt. Het is een eenbeukige zaalkerk, met voorportaal en klokkentoren. Nog in Laak staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Onrust. Het is een eenvoudige kapel onder linden, die in 1980 door een storm verwoest werd, maar nadien heropgebouwd. 

Langs de Pastorijstraat liggen nog enkele gebouwen van de voormalige steenkoolmijn, onder meer het vroegere administratief centrum, waarin nu het museum Ons Mijnverleden is ondergebracht. Het museum biedt een didactisch overzicht van de geschiedenis van de steenkooluitbating in Limburg. 

Achter dit mijngebouw staan twee schachtbokken, in de volksmond “Bellefleurkes” genoemd, die vroeger de liftkooien ondersteunden die de mijnwerkers naar beneden en de steenkool naar boven brachten. 

Verder staan er nog enkele bijgebouwen, alsook de vroegere Mijnschool, nu centrum voor deeltijds onderwijs, gebouwd in 1958 in modernistische stijl n.o.v. de joods-russische achitect Isia Isgour. 

Isgour tekende trouwens verscheidene gebouwen in opdracht van de steenkoolmijn van Houthalen in de wijk Meulenberg. Deze wijk, aan de overkant  van de Grote Baan, werd aangelegd vanaf 1938, met verschillende soorten woningen voor ingenieurs, bedienden en mijnwerkers: onderscheid moest er zijn ! Opvallend in het geometrische stratenplan zijn de brede lanen en de talrijke ronde punten, in die tijd voorwaar een noviteit ! 

Isgour ontwierp er lagere scholen, een kleuterschool, twee kloosters en een casino, thans cultureel centrum. Tot in de jaren 1970 stonden de schoolgebouwen model in Limburg en zelfs in het buitenland. Voorts in de wijk Meulenberg ook nog een Turkse en Marokkaanse moskee. Aan de weg ’t Genaderen ligt een gerestaureerde watermolen, nu ingericht als taverne, alsook nog een oude vakwerkboerderij. 

Grenzend aan de wijk Meulenberg werd in de jaren 1955 de wijk Tenhout  gebouwd door een sociale woningmaatschappij.  Bezienswaardig is een stenen gedenkkruis uit 1981, dat  herinnert aan de slag van Houthalen uit 1831, waarbij het Belgische en Nederlandse leger tegenover elkaar stonden. Lees meer...

In de wijk Kwalaak staat sinds 1952 de modern-gotische Sint-Leonarduskapel, die een ouder bedehuis vervangt. 

Aan de weg naar Zwartberg ligt het domein Kelchterhoef,  460 ha, bos, heide, vennen en een waterplas met aanpalende camping. De basberg is een gezinsvriendelijk vakantiecentrum. Op het domein Kelchterhoef liggen er nog enkele oude Kempische langgevelhoevers, zoals hoeve Jan en hoeve Mieneke, die nu als horecazaak zijn ingericht. Ook een vierkanthoeve, de Abdijhoeve, is nu als restaurant in gebruik. Kenmerk voor deze hoeves is het gebruik van houten skeletbouw in de gevels. Op het domein staan nog fraaie beuken en kastanjedreven. 

De wijk Houthalen-Oost werd vroeger “Park van Genk” genoemd, omdat er tot in 1960 geen rechtstreekse verbinding met
Houthalen-Centrum was en de wijk eerder aansloot bij de Genkse wijk Zwartberg. De naam “park” herinnert misschien aan Caroline du Parc, die hier in 1857  27 ha heidegrond erfde.

Deze wijk werd volledig gebouwd na de tweede wereldoorlog, en heeft bijgevolg weinig monumenten te bieden. De bakstenen kerk
Onze-Lieve-Vrouw der Armen dateert van1953. Bezienswaardig is wel grafkapel van de familie Masy uit 1905, gebouwd in gewapend beton, naar het voorbeeld van de Byzantijnse kapel van Gallia Placida in het Italiaanse Ravenna. Het domein Masy, met een fraaie collectie exotische bomen, ligt op grondgebied Meeuwen en binnen het militair domein van het schietveld te Helchteren, dus slechts zeer beperkt toegankelijk. In de nabijheid ligt ook het domein luciebos, aangelegd door de Luikse familie Thorn-Roberti, met een herenhuis uit 1874-76 en een kasteeltje uit
1924-1926.

Hengelhoef is eveneens een vakantiecentrum met subtropisch zwembad, te midden van 300 ha bossen en vijvers, waarvan een gedeelte ook op grondgebeid Genk ligt. Bezienswaardig is hier het kasteel Engelhof uit 1903, gebouwd door baron Fernand de Beeckman
- de Vieusart. Ernaast liggen de oude hoevegebouwen, met in de poort een stenen wapenschild van dezelfde familie. 

Ten Haagdoornheide is een staatsnatuurreservaat, gelegen tussen de wijk Meulenberg, de Weg naar Zwartberg, de Donderslag en de E-314 autoweg. Er is ondergrondse doorgang onder de autoweg naar het nabijgelegen natuurgebeid van de Teut te Zonhoven. 

De Sint-Catherinakapel  in Lillo is van 1617. Ze bezit een 18de-eeuws portiekaltaar, en enkele gepolychromeerde beelden. De H. Barbara is van 1460-1470, twee beelden van de H. Catharina uit 16de en 17de eeuw en een O.-L.-Vrouw met kind uit de 18de eeuw. Ernaast ligt de hoeve Claes met jaarankers uit 1746. Het is een typische Kempische langgevelhoeve, met  de lange, zonnige kant naar het zuiden gericht. Langs de modern-gotische  Sint-Antoniuskerk uit 1954 staat een herdenkingsmonument voor meester Romain Surinx (+1940).

Ook de schans van Lillo  is nog goed bewaard gebleven. De vallei van Mangelbeek is een waardevol moerasgebeid. 

EVENEMENTENKALENDER

tweede weekend van maart:  occasiebeurs voor zwerfauto’s en caravans

eerste zondag van mei: kermis Houthalen-centrum

Pinksteren: kermis Houthalen-Oost

voorlaatste weekend van juni: Lus van het Zwarte Goud (fietsocht)

twee laatste weekends van juni en eerste weekend van juli: Tuinzondagen

tweede weekend van juli: Internationale Van & Special Carmeeting

rond 11 juli: Internationaal Lachfestival

eerste zondag van september: Kelchteren kermis

laatste zondag van septemeber: kermis Houthalen-centrum

derde zondag van december: Kerstlichtjes (Kelchterhoef) 

GASTRONOMIE

Heeborrel en grappie (jenever)  © E.C.

Lees meer...