DE IJZEREN PIJLERSTUTTING
1. Algemeen.
Zoals hoger gezegd, wordt de houten ondersteuning der pijlers geleidelijk maar zeker door de metalen stutten verdrongen. Deze is klaarblijkelijk de stutting der toekomst, doch met de haar rijzen verschillend problemen op, die gedeeltelijk zijn opgelost, doch grotendeels nog op te lossen zijn. Het lijdt geen twijfel dat de << metalisering >> der pijlers een aanzienlijke vermindering van kostprijs der stutting voor gevolg heeft: op voorwaarde nochtans dat men stelselmatig te werk gaat.Men zoekt, misschien tevergeefs, naar het universele type van stempel dat in alle mogelijke gevallen zou toepasselijk zijn. Tot nog toe moet men zich bevredigen met in elke pijler te beproeven welke soort ondersteuning zich best leent tot de aard en de bewerking van het nevengesteente en zich het voordeligst aanpast bij de wijze van afbouw. Eens dat deze proefneming voldoening geeft, wordt de pijler voor goed met het aangenomen type uitgerust .Zoals men onderstellen kan, is het terugwinnen of << roven >> der ijzeren bekleding van overwegend belang; dit moet mogelijk zijn met een minimum van personeel, een minimum gevaar en een minimum verlies van materiaal. Een strenge controle der stuttingselementen is noodzakelijk (alle stukken nummeren en dagelijks tellen). Pijlers, die machinaal bewerkt worden (met ondersnijmachines, kolenploegen, enz.) eisen speciale verbouwingen die langs het front een << stempelvrije >> doorgang laten en hier ook brengt de ijzeren stutting moeilijkheden die in sommige gevallen onoverkomelijk zijn.
2. Vergelijking tussen houten en ijzeren pijlerstutting.
- 1) IJzeren stutting is sterker dan houten, dus zekerder ten opzichte van veiligheid en het behoud van de pijler.
- 2) De kostprijs der ijzeren ondersteuning per voortgebrachte ton kolen is merkelijk lager dan die der houten.
- 3) Eens dat de elementen der ijzeren stutting ter plaatse zijn is er praktisch geen transport van materiaal meer (tenzij van pand tot pand). De houtdienst valt volledig of bijna totaal weg.
- 4) De ijzeren ondersteuning eist nochtans een roofdienst, meestal talrijker aan personeel dan voor houten stutting, en een speciale controle.
- 5) IJzer is moeilijk te hanteren dan hout; geoefende kolenhouwers stutten echter sneller hun stock in ijzer dan in hout. Zeer zware stijlen of kappen moeten met 2 man gehanteerd worden.
- 6) De ijzeren stutting eist recht panden (het schuren van goot tegen de stijlen moet absoluut vermeden worden) : een pandovergang is moeilijk te maken in ijzer.
- 7) In kleine laagopeningen is een ophoping van ijzer en bouwmateriaal soms belemmerend voor de goede gang in de pijler en 't verkeer van personeel.
- 8) Met ijzeren stutting is er minder gevaar voor brand en de gevolgen van een gebeurlijke brand zijn altijd veel geringer dan met houten bekleding. Besluit. - Ijzeren stutting is aan te bevelen in iedere pijler waar dit enigszins mogelijk is.
3. Soorten van ondersteuning.
1) De dubbelkopstempel of (omega) stijl voor dwarsstutting met ronde houten kappen. Hij vervangt 2 houten stijlen der gewone houten ondersteuning, en kan in de snijpijlers gebezigd worden. Aan het uiteinde van een railstuk L van 40kg/m is een reep plaatijzer K van 20mm dikte, geplooid in de vorm van een dubbel zadel, waar van het ene iets hoger gelegen is dan het andere. De uiteinden der dwarskappen rusten naast elkaar in de zadelkop.
Zoals op de figuur duidelijk voorgesteld is, gebruikt men het hoger gelegen zadel voor het uiteinde der dwarskap aan de frontzijde. Het lager gelegen adel doet slecht diens 's anderendaags en het is om rekening te houden met de dakverzwakking en de samendrukking van het pakhout dat zich lager moet bevinden dan het eerste. Het rover deze stempels geschiedt met een rooflier die ze uitrukt: te dien einde draagt de kop onder geplooide plaat twee stevige steunribben ?, elk voorzien van een gat waarin de haak van de lierkabel gehangen wordt. In algemeen regel trekt men bergopwaarts en de zijde van het gelegen zadel.
Dit werk gaat de instorting van het hangende dak gepaard (zie breukbouw). geeft de toestand na de afbouwpost. De afbouwpost d zijn door deze post gezet: de volgende post legt de schudgroot in het nieuwe pand, rooft de stempels a n legt deze los naast het front gereed om door ontkolingsdienst opnieuw gebruikt te worden.
2) De zadelstempel voor houten langskappen is nog eenvoudiger dan de voorgaande. De zadelvormige kap in gegoten gedragen door een railstijl van 52 Kg/m. De houten langskappen van 2 m zijn door 3 stijlen ondersteund. De stempel wordt geroofd door midden van een lier en de kabellus wordt door een ketting aan de stijl verbonden.
3) De schijfstempel wordt geplaatst zonder dakbekleding en bestaat uit 2 afzonderlijk delen. Een gewoon railstuk draagt op zijn boveneinde een betrekkelijk zware schijf in gegoten staal van ongeveer 50 cm doormeter. Deze laatste is aan de bovenzijde vlak en langs onder door ribben versterkt, het railprofiel past juist in de ruimte tussen de twee middenribben.
Bij het plaatsen wordt de kopplaat tegen het dak der laag gehouden en de rail er onder geprangd; men sluit aan met houten wiggen tegen het dak. Bij het uitrukken wordt de lierkabel niet alleen met de stijl maar tevens met de ketting aan de schijf verbonden, zodat eerst de stijl omklinkt, daarna de schijf valt en beide stukken uit gebeurlijke kunnen getrokken worden.
4) Ronde stijlen? - Proefnemingen met ronde stijlen hebben aangetoond, dat de cilindervorm minder geschikt blijkt dan ronde stijlen hebben aangetoond, dat de cilindervorm minder geschikt blijft dan het rail- of het I-profiel, ten overstaan van het weersvermogen en de handbaarheid.
5) Starre stempels met ijzeren dwarskappen. - De stempels bestaan uit rails van 40 kg/m, de kappen uit rails van 23 kg/m. Zij vormen volledig ijzeren ramen. Twee dik ijzeren platen die het railuiteinde omvatten, vormen de kap de stempel; zij met gaten doorboord, evenals de afgeronde uiteinden der railkappen. Stalen pinnen vormen de verbindingselementen tussen stijl en kap. Bij het roven worden eerst de pinnen uitgeslagen of met de lier uigetrokken, zodat de kap vrijkomt; dan wordt de stijl aangehaakt en omgerukt.
6) Regelbare stijve stempels. - Een der nadelen van de starre stijlen is dat zij omwille van hun constante lengte slechts passenvoor welbepaalde bijna onveranderlijke laagopeningen. Bij kleine afwijkingen kan men hieraan verhelpen door vloergaten en houten wiggen. Doch is de laagopening zeer veranderlijk, dan zijn deze midden uitgesloten en men moet noodgedwongen zijn toevlucht nemen tot hout en ijzer van verschillende lengten.
Om deze bezwaren te voorkomen heeft men regelbare, universele stempels uitgedacht die tevens het voordeel bieden gemakkelijk te kunnen worden. Een eerste type, de zandstempel, bestaat uit een hol ijzeren voetstuk met rode doorsnede waarin de bovenstijl glijdende past. De hoogte wordt geregeld door de zandvullingen in het holle voetstuk.
Voor het verwijderen van de zandstempel laat men vooral het zand door een gaatje onderaan weglopen.
Men heeft hiervan reeds zeer ingewikkelde modellen vervaardigd maar toch heeft deze stijl tot nog toe aan de verwachtingen beantwoord. Een andere type is de metaal stempel waarvan de twee in elkaar glijdende delen met een grendel vastgezet worden en zo een onsamendrukbaar geheel vormen. Dit eenvoudig Principe is echter moeilijk uit te voeren. In licht drukkend deze stijlen misschien voldoening gegeven, doch in onze Limburgse mijnen is de doorgaans hevige gebergtedruk eensdeels en de absolute starheid dezer anderdeels, de oorzaak van moeilijke ontgrendeling met de hand; daarbij komt dat de elementen van deze stijl zich gemakkelijk, waardoor de stijl snel onbruikbaar wordt.
Men heeft dus bij voorkeur tot licht samendrukbare stijlen zijn toevlucht genomen (zie verder), nochtans heeft een regelbare stempel zonder dakbekleding, die wij in 't kort zullen beschrijven, in menige gevallen succes gekend. De regelbare stijven stijl dakbekleding bestaat uit in elkaar glijdende delen: de onderstijl is buisvormig en draagt een wigvormige grendel; de bovenstijl heeft een vierkante doorsnede, loopt conisch uit naar onder en draagt een platte vierkante kop met ribben verstevigd. In de grendel bevindt zich een stalen wig met de hamer ingeslagen wordt en door een borgschroef geblokkeerd. Deze borgschroef, die om een stift draait, wordt losgedraaid en omgeklonken oor het losslaan der wig. In zekere pijler heeft het gebruik dezer stijler het hout totaal verdreven, bij uitzondering worden zij met hout tegen het dak opgespied. Het roven blijkt geen bijzondere moeilijkheden op te leveren.
b) Meegevende stempels (ook schuifstijlen genoemd). - Zoals de regelbare stijve stempels, bestaat de meegevende stijl uit twee telescopische delen, met dit verschil echter, dat deze stukken zodanig met elkander verenigd zijn, dat zij onder de druk van gebergte een min of meer groot ineenschuiven toelaten. De gangbare typen verschillen door de aangenomen profielen, doch door de grendeling. De meest gekende zijn de Toussaint-Heintzmann-stempel, de Gerlach-stijl, de G.H.H.-stijl. In Nederland heeft men de Jaboc-stijl; bij ons in Limburg hebben zekere mijnen, naast bovengenoemde typen, hun eigen stijl gerealiseerd.
I) Toussaint-Heintzman-stempel - De stempel bestaat uit twee delen; een boven- en een onderstijl; onder de druk van het gebergte schuift de bovenstijl in de onderstijl, zonder evenwel iets van zijn weerstands vermogen te verliezen. De onderstijl is een zwaar U-ijzer, met onderaan een voetplaat en een wigvormige grendel aan de bovenzijde. In de grendel bevindt zich een ijzeren wig, een ijzeren steunplaat alsmede een houten plankje, dat remmend werkt bij het zakken van de bovenstijl.
De bovenstijl is een U-ijzer van kleiner profiel, iets smaller naar benden toe en voorzien van een kop, ofwel voor een ijzeren ofwel voor een houten kap moet dienen. De twee stukken tegen elkander gedrukt door de ijzerenwig. De bovenstijl wrijft met de rug tegen het plankje en met de twee vleugels tegen de binnenkant van de onderstijl. Bij het plaatsen kan men ofwel vooraf de stempel op lengte instellen en daarna plaatsen, ofwel eerst recht zetten en met een speciale krik opschroeven, die men op de kop van onderstijl plaats. Wanneer de stempel degelijk is opgespannen, wordt de wig met hamerslagen vastgeklopt.
2) De Gerlach-stempel- De Gerlach-stempel bestaat hoofdzakelijk uit drie delen: de onderstijl met voetplaat, de bovenstijl met de kop, de grendel bevestigd aan de onderstijl. De onderstijl bestaat uit twee U-ijzers aan elkaar gelast; aan zijn boveneinde is het bijzonderste deel van de stempel, de grendel, bevestigd, die de verschillende delen aan elkaar houdt, zodat de gehele stempel als het ware een geheel vormt. In de grendel bevinden zich om een klemkraag een tussenstuk met dubbele wigvorm, twee kleine stalen slotwiggen, een houten inlegstukje en de grote horizontaal is. De bovenstijl kan, naargelang het gebruik der kappen, voorzien zijn van verschillende soorten koppen: universeelkop (zie figuur) U-vorm, komvorm, enz.
Om de stempel te plaatsen volstaat het dak te heffen, het houten inlegstuk op de goede plaats in de grendel te schuiven en enkele hamerslagen op de grendelwig te geven. Voor het lossen, zelfs onder de hevigste drukking, is het genoeg tegen de grendelwig in tegengestelde zin te slaan; de klemming tussen onder- en bovenstijl houdt op en de twee stukken schuiven in elkaar. Te bemerken dat de Gelach-stempel op dit ogenblik als een der dagelijkse metaalstempels beschouwd wordt; zijn groot weerstandsvermogen en zijn betrekkelijk goed aanpassing bij verschillend gesteente en verschillende afbouwmethodes, geven hem de voorkeur boven vele andere.
Het roven levert doorgaans moeilijkheden op (b.v. een ploeg van twee man voor 100 stijlen doorgaans geen moeilijkheden op (b.v. een ploeg van twee man voor 100 stijlen van 1 meter in normale omstandigheden). De Gelach-stempel met univereelkop wordt met houten en met ijzer kappen gebruikt. Zeer eenvoudig railstukken van 23 kg/m, voorzien van drie rustplaten (twee op de uiteinden, één tussenin voor voorlopige stijl) worden met goed gevolg als kappen aangewend.
Dat de mijnwerker nog een gezond normbesef heeft.
4. Beschouwingen. - Stijve stempels in de pijler met nevengesteente kunnen plooien of breken onder zware druk; in een laag met nevengesteente dringen zij onder de invloed der drukking in de muur of in het dak. In beide gevallen is er gaan sprake van absolute stijfheid; de starre stempel gedraagt zich feitelijk als een elastische ondersteuning; om deze is reden is men heden de mening toegedaan dat de meegevende stempel, om deze samendrukbaarheid men trouwens kan regelen en tot heel weinig herleiden, door het min of meer vast aandrijvende wiggen, meer vatbaar blijkt voor algemene toepassing dan de steve stempel.Regelbare stempels, hetzij zogezegde starre, hetzij meegevende, hebben het voordeel op de stijlen met constante lengte, dat zij zich bij hoogteveranderingen kunnen aanpassen en dat ze met de hand kunnen geroofd worden.
De meegevende stempel is geschikt voor vulbouw en voor breukbouw (zie verder); de stijve stempel is eerder voor breukbouw aangewezen en niet aan te bevelen voor vulpijlers.
De voorman kruipt zo snel als hij kan ...
5. DE OMLEGPOST Is het nieuwe pand totaal ontkoold, dan kan het materiaal (schudgoten, buizen, motoren, pijlerband, enz.) << omgelegd >> of << omgebouwd >> worden. De post waarop deze werkzaamheden gedaan worden, noemen men de omlegpost.
De omleggen verstaat men al het materiaal uit oude pand in het nieuwe pand overbrengen en de pijler weer klaar maken voor de ontkoling van het volgende pand. De omlegpost is zwakker bezet dan de kolenpost.
1. Omleggen van de schudgoot. - In een pijler van 200 meter met 3 schudgotenreeksen zijn een schudgootmeester en een 14-tal werklieden voldoende:
4 in elke reeks voor motor een goot en 2 voor de totale buisleiding.
De werkregeling kan als volgt geschieden: de gotenreeks wordt altijd omgelegd van onder naar boven; een man draait de schudgootbouten los en zet ze, met de moeren er even opgedraaid, rechtop tegen het kolenfront. Twee andere werklieden brengen de goten, de raampjes en de karretjes van het oude naar het nieuwe pand over en leggen ze daar aan. De man die de bouten losgedraaid heeft, zal ze daarna weer terug in de juist aangelegde schudgoot bevestigen. Tijdens het omleggen letten men er op, dat geen materiaal in het oude pand blijft liggen, en dat de slechte schudgoten tijdens vervangen worden.
Terzelfder tijd zal een ervaren mijnwerker, door middel van stijlentrekkers, de motor omleggen en het motor raam stevig vastankeren. Dit werk is ven het grootste belang, immers tijdens de kolenpost mag de motor niet loskomen of verschuiven. Eventueel maakt de motorleggen een gracht in de muur voor het motorraam. De tegencilinder wordt met de hand omgelegd. Na de verbinden van de omgelegde goot met de persluchtmotor verwezenlijkt te hebben, is hebben gotenreeks klaar. Na blijft er nog de persluchtleiding om te leggen, ook deze moet stuk voor stuk losgemaakt en in het nieuwe pand gebracht worden, waar men ze aan de kappen ophangt en met elkaar verbindt. Vooraleer de laatste verbinding te maken, moetende buizen doorgeblazen worden, om er het vuil, daar er tijdens het omleggen in geraakt is, uit te verwijderen zoniet zal dit vuil tijdens de afbouwpost de toevoerleidingen naar motor en afbouwhamer verstoppen.
Ten slotte moeten de motoren en tegencilinders nog met gummibuizen aan de persluchtleidingen aangesloten worden. In de bandgalerij moet de transportbandinstelling verlengd en de laadbak aan de pijlervoet zeer nauwkeurig ingesteld worden. zijn alle werkzaamheden gered, dan moet men zich nog overtuigen of het werk goed uitgevoerd is, door de installaties enkele minuten te laten lopen, om zo nodig de kleine gebreken nog te kunnen herstellen. Is het werk van de omlegpost perfect uitgevoerd, dan mag men bijna overtuigd zijn dat de kolenpost zijn productie zal kunnen verwezenlijken. 2. Omleggen van de transportband. - Na één bandverbinding verbroken te hebben wordt de band, die uit meerdere stukken bestaat ongeveer 50m lengte, uit elkaar genomen en worden deze stukken in het nieuwe pand gelegd.
Twee werklieden verplaatsen de aandrijfmachine doormiddel van de stijlentrekker tot in het nieuwe pand, waar de machine nauwkeurig, volgens een op de kappen aangeduide richting, moet opgesteld worden. Het ombouwen van de transportbandonderdelen kan dadelijk begonnen worden en al het materiaal (rollen stoeltjes, verbindingslatten, dekplaten, enz.) in het nieuwe pand gelegd. Daarna kan de onderband gelegd en kan het inbouwen van de pijlerinstelling van onder naar boven worden; vervolgens blijft nog de keerrol en de bovenband te plaatsen, alsmede de eindeverbinding te maken. De keerrol wordt met de takel omhoog getrokken om de band te spannen. Is alles goed omgebouwd, dan laten men bij wijze proefband even draaien.
HET PLAATSEN VAN EEN TITANSTIJL
Stijl RECHTOP PLAATSEN
1 Breng de stijl op zijn plaats en schuif de krik geheel in
STIJL UITSCHIJVEN
2 Schuif de boven stijl uit tot tegen de kop
3 sla de zetspie los vast aan
4 draai de stijl zo dat vanuit de gewenste positie de zetspie kan worden aangeslagen
SLOTVASTZETTEN
5 Sla de zetspie goed vast 8 horizontale gerichte slagen met de hamer
6 De hamer steeds bij het uiteinde stel vasthouden
Insleep spie
7 na het aanslaan van het zetspie moet de losloopspie in het bovenste stand bevinden
8 Is de losloopspie laag… dan moet de stijl opnieuw worden vastgezet
STIJL CONTROLERN
9 Zet de stijl haaks tussen de dak en vloer
10 Draai de stijl ze dat de zetspie in de voorgeschreven richting wijst
STIJL VASTKRIKKEN
11 Sla de krik flink vast in de hoog richting van de kap
12 Controleer de insleep spie nogmaals (beveste stand) en overtuig U of de stijl goed is gezet is, door een flinke slag op de zetspie. © E.C.
Steenkool komt voor in diverse kolensoorten en - kwaliteiten zoals antraciet ,ess- (of halfvet)kool, rookzwakke (of drie-kwart vet)kool en vetkool. Het verschil in gasgehalte maakt het onderscheid tussen deze varianten. Antraciet bevat het minste gas en vetkool het meest. Antraciet en magere kolen zijn gasarm en met name geschikt voor de huisbrand.
De esskolen en rookzwakke kolen zijn bestemd voor industrieel gebruik of als brandstof in elektriciteitscentrales . Vetkolen zijn zeer gasrijk; bij verhitting vergruizen deze kolen tot blokjes en klitten aaneen tot sintels. Deze zijn daardoor zeer geschikt voor de fabrikage van cokes ; een harde kool, bijna rookvrij en nagenoeg zonder zwavel en fosfor . Cokes wordt voornamelijk gebruikt bij de productie van ijzer door hoogovens en gieterijen.
Het gas dat bij de productie van cokes vrijkomt is een energiebron maar ook een grondstof voor de bereiding van stikstof kunstmest en andere chemische producten. Vetkool kan ook direct worden ingezet als brandstof voor de industrie, schepen en locomotieven . Bij de winning van huisbrandkolen komen ook veel vergruisde kolen vrij, de zogenaamde fijnkolen.
De fijnkolen zijn niet geschikt als huisbrandkolen, maar worden als - goedkopere - industriekolen verkocht. Door fijnkool en pek te mengen en vervolgens samen te persen kunnen briketten en eierkolen worden gefabriceerd die wel weer geschikt zijn voor huisbrand.
Gastarbeiders op hun gezamenlijke kamer in een Belgische pension in de jaren zeventig
Met gastarbeider wordt bedoeld iemand die tijdelijk naar een ander land komt om daar arbeid te verrichten. De beweegreden voor een dergelijke actie is vrijwel altijd een economische: er is te weinig werk in het thuisland en er is voldoende vraag naar arbeiders in het gastland.
Tijdelijk houdt in, dat het de bedoeling is terug te keren naar het land van herkomst, wanneer dat niet meer het geval is, is er sprake van immigratie en wordt de gastarbeider een immigrant. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er naar de rijkere West-Europese landen veel gastarbeiders gekomen. Eerst (voornamelijk voor de kolenmijnen) onder meer uit Polen en de Balkanlanden. In het begin van de jaren 60, werden ten dienste van de zware industrie, mensen gehaald uit landen als Italië - Spanje en Portugal.
In 1964 sluit de Nederlandse regering een wervingsakkoord met Turkije en op 14 mei 1969 volgt Marokko. De gastarbeiders werden naar Nederland gehaald omdat veel Nederlanders het zware- en vuile werk niet meer wilden doen. De uit deze politiek voortvloeiende massa-immigratie werd betaald door de aardgasbaten. Veel gastarbeiders vonden al zoekend naar betere werkomstandigheden dan in de omliggende landen ook zelf de weg naar Nederland. Lees meer... © E.C.
Arbeidsmigranten uit het buitenland speelden een belangrijke rol in de personeelsvoorziening van de Limburgse steenkolenmijnen. Als achtste en laatste project van Mijn Verleden Mijn Toekomst worden de gastarbeiders voorgesteld.
Vóór de Tweede Wereldoorlog waren dat voornamelijk Duitsers, Polen en Slovenen. Zij werden vooral aangenomen omdat ze ervaring hadden in ondergrondse mijnarbeid. In deze jaren van snelle opbouw van de mijnen hadden de mijndirecties een groot tekort aan ervaren mijnwerkers. In Limburg zelf waren die in onvoldoende mate te vinden. In 1930 werkten er 12.000 arbeidskrachten uit het buitenland in de Limburgse mijnen. Dat was ongeveer een derde van de totale personeelssterkte.
Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 moesten de mijnen inkrimpen. Vooral buitenlandse mijnwerkers werden ontslagen. Daarom was in 1939 het aantal buitenlanders in de Limburgse mijnen teruggelopen tot 3.400, 10 procent van het totale aantal mijnwerkers.
Na de Tweede Wereldoorlog moesten de mijnen opnieuw regelmatig een beroep doen op mijnwerkers uit het buitenland. Het verschil met de vooroorlogse periode was vooral dat de arbeidsmigranten nu voornamelijk ongeschoolde mijnwerkers waren. In de Limburgse mijnen kregen ze een basisopleiding voor de ondergrondse arbeid. Ze kregen een tijdelijk arbeidscontract. Het waren met andere woorden gastarbeiders, die na één of twee jaar werk in de mijnen weer naar huis zouden terugkeren.
Tussen 1948 en de sluiting van de laatste mijn in 1974 wierven de Limburgse mijnen deze gastarbeiders in verschillende landen, zoals Italië, Spanje, Joegoslavië, Griekenland en Marokko. Italianen en Spanjaarden arriveerden per trein in Limburg. In de jaren zestig werd ook het vliegtuig gebruikt, bijvoorbeeld voor de Joegoslaven die vanaf 1962 werden geworven.
In 1948 sloten de Nederlandse en de Italiaanse overheid een overeenkomst, die het mogelijk maakte dat de mijnen in Italië arbeidskrachten konden werven.
Eind jaren veertig kwamen ongeveer 700 Italianen naar Limburg. Een veel grotere groep (enkele duizenden) kwam in de jaren tussen 1956 en 1958. In 1962 en 1963 arriveerde een laatste groep van ongeveer 200 Italiaanse mijnwerkers in Limburg. Ze werden aanvankelijk geworven in het noorden van Italië, maar later vooral op Sardinië en in de provincie Abruzzen.
De mijnen zorgden voor deze jonge, meestal ongehuwde gastarbeiders voor kost en inwoning in gezellenhuizen.
Ook betaalden de mijnen de reis naar Limburg. De Italianen kwamen per trein aan op station Maastricht. Daar werden ze opgewacht door vertegenwoordigers van de Limburgse mijnen, die de nieuwe arbeiders naar hun woonplek begeleidden.
Vanaf 1962 wierven de mijnen ook in Spanje. Een kleine duizend Spaanse mijnwerkers besloten hun geluk in de Limburgse mijnen te gaan beproeven. Ook zij reisden groepsgewijs met de trein naar Limburg, waar ze op station Maastricht arriveerden.
Veel gastarbeiders viel het zware en ongezonde werk in de mijn tegen. Lang niet iedereen diende zijn contract uit, ook al omdat de heimwee vaak toesloeg. Bovendien waren er de nodige culturele obstakels. Zo protesteerden in april 1963 ongeveer 200 Spaanse gastarbeiders tegen het eten in de gezellenhuizen Leijenbroek (Sittard) en De Egge (Brunssum) dat volgens hen niet goed was.
Ze kregen gerechten voorgezet die ze in Spanje niet kenden. Toen ze in staking gingen, werden ze door Staatsmijnen op staande voet ontslagen. Bemiddelingspogingen van onder meer de Spaanse viceconsul mislukten en uiteindelijk vertrokken naar aanleiding van het conflict bijna 300 Spaanse mijnwerkers uit Limburg. Zij stapten in Maastricht op de trein, blij dat ze terug naar huis konden. ©
Een grensarbeider is iemand die in één land (het werkland) werkt, in een ander land (het woonland) woont en gewoonlijk dagelijks of ten minste eenmaal per week naar het woonland terugkeert. Een grensarbeider wordt ook wel een grensganger genoemd. Voor grensarbeiders is de belasting en de uitvoering van wetten op het gebied van de sociale verzekering administratief nog niet zo eenvoudig geregeld, niet voor de grensgangers zelf en niet voor de ambtenaren die de regelingen moeten uitvoeren. Zo kunnen grensgangers vaak in meerdere landen belasting en premies betalen en van voorzieningen gebruik maken. Lees meer... ©
Arrondissement Maaseik: provincie Limburg
Deelgemeenten: Helchteren, Houthalen
7827 ha; 30.000 inwoners
Helchteren 3530
6.640 inwoners
1107: Haletra; haledjra= jeneverbessenstruik
Helchterenaar; Helchterens
2979 ha; Kempisch plateau; 65-80m); heide, bossen en weiden; doorsneden door enkele beken, onder meer de Mangelbeek op de grens met Houthalen
woondorp; handel; industrie, kazerne, vakantiepark
regelmatig bussen naar Hasselt (station, 15 km) en Neerpelt/Lommel
GESCHIEDENIS
De heerlijkheid Helchteren hing tijdens het ancien regime af van de abdij van Sint-Truiden, die hier een waterslot, ter Dolen, liet bouwen. De abdij bevat zowat de geestelijke als de heerlijke rechten in het dorp. Er waren vier gehuchten, De Hoef, Dorp, Kunsel en Sonnis, die alle vier op de noordelijke helling van de Mangelbeek lagen.
Helchteren werd geleidelijk ontsloten door de aanleg van de weg Luik-’s-Hertogenbosch in 1768-1788, de bouw van een station aan de spoorweg Hasselt-Eindhoven in 1865 en aanleg van de weg Heusden-Bree in 1908-1910.
Vooral de ontginning vanaf 1930 van de steenkoolmijn Helchteren-Zolder en de inplanting van de kazerne tussen het dorpcentrum en het gehucht Sonnis, hebben het aanzicht van het dorp gewijzigd. Alleen in het oostelijke gehucht Sonnis is het eeuwenoude agrarische nog bewaard gebleven.
In september 1944 werd in Helchteren hevig slag geleverd tussen en Duitse troepen. Na de oorlog werden nog een kazerne en een schietveld voor aangelegd, zodat momenteel één derde van het grondgebied gebruikt wordt door de militairen.
BEZIENSWAARIGHEDEN
De driebeukige neogotische Sint-Trudokerk van 1890-1895 is van baksteen met sierelementen van natuursteen. Architect was H. Martens uit Stevoort. De kerk werd in 1910-1911 gewijzigd: de toren werd en het schip verbouwd. Het meubilair is neogotisch van ca. 1895-1896, behalve twee laat-barokke portiekaltaren, drie biechtstoelen en een koperen doopvont uit de 18 de eeuw. Het orgel uit 1884-86 is van de Maastrichtse orgelbouwer Pereboom & Leyser.
Verder enkele 16 de eeuwse zoals het triomfkruis, een gekruisigde Christus, Sint-Trudo, Sint-Anna-ten-Drieën, Sint-Sebastiaan en Sint-Luciabeeld dateert van ca. 1700.
Bij de Sint-Trudokerk ligt het ontmoetingscentrum de Roepsteen, alsook het vroegere gemeentehuis van Helchteren, met een gedenkplaat Jan Wouters. Ervoor een monument voor de gesneuvelde uit de beide wereldoorlog, alsook onder een linde de oude roepsteen, waarop de belleman zijn nieuws vertelde. Aan de kerk staat nog een Heilige Hartbeeld met een gedenkplaat voor pastoor Felix Germens (1887-1923). Verspreid over de gemeente staan verscheidene kapellen, onder meer langs de Helzoldstraat, de Kapelstraat en aan de Hulsthagenstraat. Deze laatste werd opgericht in 1946 als herdenking aan de slachtoffers uit de wereldoorlogen en is geklasseerd als legermonument.
Ten noorden van de dorpkern ligt het waterslot de Dool. Het is een versterkt herenhuis en voormalig zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden. De kern van het ‘kasteel’ is een nagenoeg vierkant binnenhof, aanvankelijk versterkt door ronde hoektorens waarvan de twee noordelijke bewaard bleven. In de17de-eeuw abtsverblijf verruimd. In opdracht van abt R. Mottart, 1780-1783, werd het gebouw tot een U-vormig classicistisch landhuis verbouwd. Ook de laatgotische huiskapel werd toen aangepast. In 1797 werd het domein openbaar verkocht. Voor het kasteel ligt een boerderij, waarin sedert 1994 een ambachtelijke brouwerij en een taverne zijn ondergebracht. De omgeving van het kasteel De Dool is als landschap geklasserd.
Ten noorden hiervan bevindr zich het park Molenheide 180 ha, een vrijetijds-en vakantiepark het bungalows, campings, sutropisch zwembad, congrescentrum en sportinfrastructuur. Ter westen ligt het Wild- en wandelpark en Molenheide, 100 ha, een omheind natuurgebied, waar inheemse dieren als herten in hun vertrouwen omgeving leven.
Op het gehucht Sonnis nog verscheidene oude boerderijen, typisch Kempense langgevelhoeves, in baksteen.
Aan de Heerkensweg, zgn. “kasteeltje” Hoeverheide, gebouwd ca 1870 door de Aalsterse textielbaron Leon Leirens. De Toscane villa ligt in een Engels landschapspark met exotische bomen. De gemeente heeft ook
enkele fraaie villa’s uit het interbellum, onder meer langs de Kazernelaan en in de Korte Heidestraat.
EVENEMENTENKALENDER
Pinksteren: kermis
voorlaatste weekend van juli: modelvliegtuigenmeeting “Jets over Pampa”
voorlaatste weekend august: Ter Dolen fietshappening
zondag na 8 september: kermis
GASTRONOMIE
Ter Dolen bier
Houthalen 3530
23.360 inwoners
1117: Hallu, ca. 1212 Holt-Halen = bos, en Halen= bochtig hoogland
Houthalenaar; Houthalens
4849 ha; Kempisch plateau (60-75 m); doorsneden door enkele beken die alle naar het zuidwest vloeien, zoals de Laambeek op grens met Zonhoven en Mangelbeek op de grens met Helchteren
regelmatig bussen naar Hasselt (station, 12 km), Genk, Beringen en Neerpelt/Lommel
woondorp, sociale woonwijken; handel; industrie; verzorgingscentrum
GESCHIEDENS
Er zijn verscheidene vondsten uit de prehistorie en uit de vroege middeleeuwen. In 1141 verwierven de norbertijnen van Floreffe (Namen) het domein Hengelhoef en in 1228 Kelchterhoef. De norbertijen hadden ook de geestelijke zeggenschap over de kerken van Houthalen en Laak, benoemden er de pastors en indien de tienden. Op wereldlijk vlak behoorde Houthalen tot het graafschap Loon en later tot de heerlijkheid Vogelzang, die ook de omliggende dorpen Zonhoven, Zolder en een deel van Heusden omvatte.
Houthalen had zoals de omliggende dorpen vaak te lijden van doortrekkende legers. Bijgevolg bouwden de inwoners vier schansen in de wijken, als bescherming tegen de soldateske. De ontsluiting van het dorp kwam er met de aanslag van de weg Luik- ’s Hertogenbosch in 1760-1770 en vooral de exploitatie van de steenkoolmijn vanaf 1938. De steenkoolmijn zorgde voor explosieve bevolkingsgroei, waarbij ook talrijke migranten van buiten Europa kwamen. De wijken Meulenberg en Houthalen-Oost zijn volledig nieuw gebouwd na de tweede wereldoorlog. In 1965 ging de steenkoolmijn dicht, maar op het geëgaliseerde steenstort werd een industrieterrein aangelegd, zodat de werkgelegenheid verzekerd bleef. Na groeide het centrum uit tot kleinstedelijk handelscentrum.
BEZIENSWAARDIGHEDEN
Het moderne gemeente van 1959 is een ontwerp van architect L. Van den Vondel. In de bovenhal hangt het wandtapijt “De Weerwolf” van Houthalense kunstenares Simone Reynders. Op het plein voor het gemeentehuis eert een modern oorlogsmonument van 1970 de nagedachtenis van de slachtoffers van de twee wereldoorlogen.
De modern-gotische Sint-Martinuskerk van 1938-1940 werd door J. Deré uit Hasselt ontworpen. Ze is van buiten van bergsteen, van binnen van baksteen. Ze loodrecht gebouwd op de oude kerk, waarvan de laatgotische bakstenen toren uit ca 1500 en het gotisch koor uit 1437, opgetrokken uit maaskeien en mergel, bewaard bleven. Deze bouwelemeten zijn in de nieuwe kerk opgenomen. In het oud koor staat een barokaltaar, met het 17de-eeuwse paneel Aanbidding der Herders. Onder de toren, met zwaar kruisribbengewelf, bevindt zich de doopkapel met laat 18de-eeuws portiekaltaar en blauwarduinen wijwatervat van 1560.
De kerk bezit fraaie houten beelden uit 16de eeuw: de H. Blasius, de H. Barbara, een Sint-Anna-ten-Drieën, de H. Sebastiaan, Christus aan kruis, de H. Rochus en de H. Ambrosius. Enkele geelkoperen kandelaars en het zilverwerk dateren uit de 17de-18de eeuw.
De houten preekstoel is van 1687. De art-deco glasramen zijn van Brusselse glazenier Frans Crickx.
In de Maaslandse norbertijnerpastorij van 1739 is fraai stucwerk. Ze wordt ook wel de omgekeerde pastorie genoemd, omdat ze de mooiste kant van de tuin toe ligt?
Bezienswaardig is ook het Filip Nerilyceum, gebouwd in 1962-65 in de stijl van het brutalisme, naar ontwerp van architect A. Hoppenbrouwers. Het gebouw wordt gekenmerkt door betonskeletbouw, met veel gebruik van glas en hout. Aan de Oudstrijderslaan ligt de Grieks-orthodoxe kerk. Langs de Grote Baan en de Ringlaan staan nog enkele fraaie villa’s in een parkachtige entourage.
In het winkelcentrum herinneren diverse monumenten aan de verdwenen mijnindustrie, zoals een kolensnijtrommel, een persluchtlocomotief en drie mijnwagens of berlengs. Hier staat ook het Lachmanneke, een ontwerp van Bernard Keunen en Rik Jacibs. Aan de Guldensporenlaan staat een modern beeld “De mijnwerker” van Flor Verbist. Dezelfde kunstenaar ontwierp ook het monument “Gevallen vleugels” op het kerkhof, ter herdenking aan de geallieerde piloten die neerstortten in de gemeente tijdens de tweede wereldoorlog.
Op een kleine hoogte in het gehucht Laak, ten noorden van het centrum, rijst de 17de-18de-eeuwse eenbreukige Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Ze is gebouwd in baksteen, het koor in mergelsteen. De bakstenen westertoren heeft een klokdak met peervormige spits. Het tongewelf van de kerk is met stucwerk versierd. Er staat een laat- 18de-eeuws portiekaltaar en enkele beelden in volkskunst.
De moderne Sint-Jozefskerk van 1965 is een ontwerp van architect Dewandre uit Hasselt. Het is een eenbeukige zaalkerk, met voorportaal en klokkentoren. Nog in Laak staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Onrust. Het is een eenvoudige kapel onder linden, die in 1980 door een storm verwoest werd, maar nadien heropgebouwd.
Langs de Pastorijstraat liggen nog enkele gebouwen van de voormalige steenkoolmijn, onder meer het vroegere administratief centrum, waarin nu het museum Ons Mijnverleden is ondergebracht. Het museum biedt een didactisch overzicht van de geschiedenis van de steenkooluitbating in Limburg.
Achter dit mijngebouw staan twee schachtbokken, in de volksmond “Bellefleurkes” genoemd, die vroeger de liftkooien ondersteunden die de mijnwerkers naar beneden en de steenkool naar boven brachten.
Verder staan er nog enkele bijgebouwen, alsook de vroegere Mijnschool, nu centrum voor deeltijds onderwijs, gebouwd in 1958 in modernistische stijl n.o.v. de joods-russische achitect Isia Isgour.
Isgour tekende trouwens verscheidene gebouwen in opdracht van de steenkoolmijn van Houthalen in de wijk Meulenberg. Deze wijk, aan de overkant van de Grote Baan, werd aangelegd vanaf 1938, met verschillende soorten woningen voor ingenieurs, bedienden en mijnwerkers: onderscheid moest er zijn ! Opvallend in het geometrische stratenplan zijn de brede lanen en de talrijke ronde punten, in die tijd voorwaar een noviteit !
Isgour ontwierp er lagere scholen, een kleuterschool, twee kloosters en een casino, thans cultureel centrum. Tot in de jaren 1970 stonden de schoolgebouwen model in Limburg en zelfs in het buitenland. Voorts in de wijk Meulenberg ook nog een Turkse en Marokkaanse moskee. Aan de weg ’t Genaderen ligt een gerestaureerde watermolen, nu ingericht als taverne, alsook nog een oude vakwerkboerderij.
Grenzend aan de wijk Meulenberg werd in de jaren 1955 de wijk Tenhout gebouwd door een sociale woningmaatschappij. Bezienswaardig is een stenen gedenkkruis uit 1981, dat herinnert aan de slag van Houthalen uit 1831, waarbij het Belgische en Nederlandse leger tegenover elkaar stonden. Lees meer...
In de wijk Kwalaak staat sinds 1952 de modern-gotische Sint-Leonarduskapel, die een ouder bedehuis vervangt.
Aan de weg naar Zwartberg ligt het domein Kelchterhoef, 460 ha, bos, heide, vennen en een waterplas met aanpalende camping. De basberg is een gezinsvriendelijk vakantiecentrum. Op het domein Kelchterhoef liggen er nog enkele oude Kempische langgevelhoevers, zoals hoeve Jan en hoeve Mieneke, die nu als horecazaak zijn ingericht. Ook een vierkanthoeve, de Abdijhoeve, is nu als restaurant in gebruik. Kenmerk voor deze hoeves is het gebruik van houten skeletbouw in de gevels. Op het domein staan nog fraaie beuken en kastanjedreven.
De wijk Houthalen-Oost werd vroeger “Park van Genk” genoemd, omdat er tot in 1960 geen rechtstreekse verbinding met
Houthalen-Centrum was en de wijk eerder aansloot bij de Genkse wijk Zwartberg. De naam “park” herinnert misschien aan Caroline du Parc, die hier in 1857 27 ha heidegrond erfde.
Deze wijk werd volledig gebouwd na de tweede wereldoorlog, en heeft bijgevolg weinig monumenten te bieden. De bakstenen kerk
Onze-Lieve-Vrouw der Armen dateert van1953. Bezienswaardig is wel grafkapel van de familie Masy uit 1905, gebouwd in gewapend beton, naar het voorbeeld van de Byzantijnse kapel van Gallia Placida in het Italiaanse Ravenna. Het domein Masy, met een fraaie collectie exotische bomen, ligt op grondgebied Meeuwen en binnen het militair domein van het schietveld te Helchteren, dus slechts zeer beperkt toegankelijk. In de nabijheid ligt ook het domein luciebos, aangelegd door de Luikse familie Thorn-Roberti, met een herenhuis uit 1874-76 en een kasteeltje uit
1924-1926.
Hengelhoef is eveneens een vakantiecentrum met subtropisch zwembad, te midden van 300 ha bossen en vijvers, waarvan een gedeelte ook op grondgebeid Genk ligt. Bezienswaardig is hier het kasteel Engelhof uit 1903, gebouwd door baron Fernand de Beeckman
- de Vieusart. Ernaast liggen de oude hoevegebouwen, met in de poort een stenen wapenschild van dezelfde familie.
Ten Haagdoornheide is een staatsnatuurreservaat, gelegen tussen de wijk Meulenberg, de Weg naar Zwartberg, de Donderslag en de E-314 autoweg. Er is ondergrondse doorgang onder de autoweg naar het nabijgelegen natuurgebeid van de Teut te Zonhoven.
De Sint-Catherinakapel in Lillo is van 1617. Ze bezit een 18de-eeuws portiekaltaar, en enkele gepolychromeerde beelden. De H. Barbara is van 1460-1470, twee beelden van de H. Catharina uit 16de en 17de eeuw en een O.-L.-Vrouw met kind uit de 18de eeuw. Ernaast ligt de hoeve Claes met jaarankers uit 1746. Het is een typische Kempische langgevelhoeve, met de lange, zonnige kant naar het zuiden gericht. Langs de modern-gotische Sint-Antoniuskerk uit 1954 staat een herdenkingsmonument voor meester Romain Surinx (+1940).
Ook de schans van Lillo is nog goed bewaard gebleven. De vallei van Mangelbeek is een waardevol moerasgebeid.
EVENEMENTENKALENDER
tweede weekend van maart: occasiebeurs voor zwerfauto’s en caravans
eerste zondag van mei: kermis Houthalen-centrum
Pinksteren: kermis Houthalen-Oost
voorlaatste weekend van juni: Lus van het Zwarte Goud (fietsocht)
twee laatste weekends van juni en eerste weekend van juli: Tuinzondagen
tweede weekend van juli: Internationale Van & Special Carmeeting
rond 11 juli: Internationaal Lachfestival
eerste zondag van september: Kelchteren kermis
laatste zondag van septemeber: kermis Houthalen-centrum
derde zondag van december: Kerstlichtjes (Kelchterhoef)
GASTRONOMIE
Heeborrel en grappie (jenever) © E.C.
Lees meer...