"Wij weten wat dorst lijden is"

HET STOF DOORSPOELEN

De mijnwerkers bekend als grote drinkers. Een borreltje of enkele pintjes gingen er na het werk wel in. Enzo: Als ik jong was ging ik iets drinken na het werk. Ik zal niet overdrijven, maar zes, zeven op de tien mijnwerkers gingen een pint pakken. Dat was het grootste plezier van de koolputters: een pint bier en een sigaret roken. Een borrel, dat was vooral voor de oorlog en dat was voor die van nachtpost, vooral in de winter. Frans: Na het werk iets gaan drinken, dat deden wij altijd. En da eerste pint dat was van dorst, die dronk je in ene keer leeg. Die tweede dronk je bij uw boterham. En dan twee of drie  om te spoelen. Daar waren cafés genoeg. Daar in Winterslag, daar tapten ze wel Aarschotse Bruine ! De mijnwerkers gaven spontaan een aantal redenen waarom zij veel moesten ten drinken. Karl: Dorst, dorst, dorst, dan gaan drinken, dat kwam je omhoog, direct een pint gaan drinken, het kon niet groot en koud genoeg zijn in die tijd. Er was dat stof en dertig graden. Bidon leeg. Toen werd er veel gedronken. Jos: Maar we moesten ook veel drinken, we hadden maar een kort leven. Frans: Het zweet waart ge kwijt? ‘Een coureur’, zeggen ze altijd, ‘die verliest zoveel zweet per koers.’ Maar ons zweet is nooit gemeten ! Dat zijn ook veel liters geweest. Dat moest ge ook inhalen.  Enkele mijnwerkers wisten zelfs te vertellen waarom het bier zijn en geen melk. Mon: Ze zeiden vroeger: ‘Een koolputter moet melk drinken. ‘Achteraf kom ik bij een andere  dokteren die zegt: ‘Melk, dat is het slechte dat er is.  Dat plakt aan dat stof aan. Ge kunt beter een pint bier drinken als melk. ‘Wat was het resultaat: alle koolputters gingen bijna alle dagen pinten drinken als ze van de put afgingen.  Voor veel pendelaar werd het een gewoonte om iets te drinken terwijl ze op de bus wachtten. Pier:Ge wist ongeveer wanneer de bus vertrok. De bussen stonden recht voor het café, hotel Moderne, gewoon de baan oversteken. Pier: de hele toog en de tafels stonden dan vol bier als we daar aankwamen. Denis: En allemaal  grote pinten, hé. Hotel Charbonnage op de Grotebaan Houthalen Tijdens de postwisselingen was het enorm druk in de cafés, iedereen kwam tegelijk binnen, dronk enkele glazen bier en vertrok weer de bus. De uitbaatster van hotel moderne, tegenover de mijn van Beringen, zette tegen het einde van elke post het bier al klaar.  Getuigen uit Beringen: Als die om 14 uur boven kwamen, waren ze om 14 uur 20 bij ons. Om 15 uur was iedereen terug weg. Ze moesten hun bus en trams en treins pakken. Op een half uur waren die allemaal weg. Die kwamen natuurlijk ook allemaal tegelijk binnen.  Vlak bij de mijn schoten de drankengelegenheden als paddenstoelen uit de grond. Getuige uit Waterschei: Tegenover de put was er café Broeckx en café Scherpenheuvel, vier of vijf cafés op een rij. ’s Middags zaten ze daar een kwartier of een half uur en dronken drie of vier pinten.  In de handelstraat langs de cités waren er ook een aantal typische mijnwerkerscafés.Getuige uit Winterslag: In de Vennestraat waren enkele beroemde stamcafés. Daar was café De Vos, ‘Voske’ noemde men dat, en Broekske, café van Broeckx. Ook op de Noordlaan waren er veel.  De beruchte bierbarakken aan de uitgang van de mijn Bierwagens en  frietkramen aan de mijnzetels deden gouden zaken. Ze moesten wel de toestemming hebben van de directie of van de ondernemingsraad. Mon: Als ge in Zwartberg de brug oprijdt richting Winterslag, daar stonden al die barakskes langs de weg. De koolputters passeerden allemaal langs de barakskes. Het assortiment werd uitgebreid met fruit, snoep, tabak, kranten enzovoort. Jules werkte in de jaren zestig in Zolder. Iedere morgen hield hij halt aan de bierwagen. In Zolder, stond aan de put ene met kraam, met een wagenske. En die had bier, worsten, vanalles. Dan kwamen we boven, gewassen. We waren dan vier. We hadden twee maneuvers bij, dat waren Turken, maar ze dronken ook graag. Dan dronken we ene en dan bakte hij worsten in het frietvet en dan aten we twee worsten op, met mosterd ertussen gespoten. Dan een flesje of vier, we betaalden ieder een ronde. Als ik dan ’s morgens thuiskwam, dan had ik geen honger meer.  Vooral op de betaaldagen kwamen er flink wat handelaard naar de mijn. In hotel Moderne betaalden de mijnwerkers hun schuld per kezem.  Uitbaatster hotel Moderne: Er waren heel veel mannen die dronken op kezem. Die zeiden: ‘Zoeveul’. Ik moest dat niet natellen. Dat was altijd juist.  Getuige uit Zolder: In het begin stonden aan de cafés de fietsen tien dik als dat uitbetaling van het loon geweest was. Dan hoorde ik regelmatig zeggen dat de mensen echt hun laatste frank opdronken. De loonbriefje waren ingevuld met potlood. Sommige mijnwerkers gomden het bedrag uit en vulden een kleiner bedrag in. Zo wist de echtgenote niet hoeveel geld manlief al had opgedronken.  Janek: Er waren er veel die na de mijn recht naar het café gingen. Ze aten daar dan nog een boterham op en dronken Aarschotse bruine. Als ze hun loonbriefje kregen, dat was ingevuld met potlood. En dan vroegen ze/ ‘Heeft er iemand een gom bij ?’ Dan werd dat uitgegomd en er  werd minder ingevuld. Zo bedrogen ze eigenlijk zichzelf en dat geld konden ze dan gaan opdrinken !  De meeste pendelaars hadden ook in hun eigen dorp een stamcafé, waar de spaarkas van hun Sint-Barbaravereniging zich bevond.  Gilles: was pendelaar vanuit Zittaart. Hier was een café De Mijnwerkers. Bij mijn vrouw daar hebben ze ook een café De mijnwerker. Dat was in Olmen.  De vreemde mijnwerkers gingen zowel in de cafés in een rond de tuinwijken als in de kantines van de logementhuizen. Het was voor elke mijnwerker, ongeacht zijn nationaliteit, even moeilijk om de wagen aan de mijn zomaar te passeren. Altay: Of ge nu Turk of hetzelfde wat zijd, die geur van frieten en die bouletten, dat was bijna niet te weerstaan. Alles rook daar zo lekker. Hard gewerkt en dan die geur, we konden er bijna niet voorbij. Frieten aten ze allemaal, een boulet en een cervela niet zo rap, maar een punt of een friet… Op termijn hebben verschillende nationaliteitsgroepen hun eigen infrastructuur uitgebouwd. Fernando koos voor de Portugese Club en Costis kwam alleen in het Griekse café.  Costis: Iets drinken, ja, maar niet in de bierwagens, ik ben misschien twee of drie keer naar de wagen gegaan. Ik ging altijd naar het Griekse café. Dat was mijn stamcafé. Sommige mijnwerkers dronken niet. Herman: Daar heb ik mijn van onthouden. Dat kostte heel veel geld en daar hebt ge niets aan. Er waren er, die lagen aan de barak te zuipen, die zat in de kropen, niets betaald. Op het einde als het kazem was, dan moesten ze het bier gaan betalen. Dat vond ik absurd. Met de komst van de auto, verminderde ook de consumptie in de cafés aan de mijn. Ook de storting van de lonen in plaats van de contante uitbetaling heeft waarschijnlijk een effect gehad.  Michel: Dat werd minder gedaan dan vroeger, doordat er minder bussen waren, minder mensen die moesten wachten. Die mensen hebben daar natuurlijk een vieze aderlating gehad. De Vennestraat in Winterslag bijvoorbeeld. Begin jaren tachtig heb ik de cafés achteruit zien gaan. Dat zag je ook aan de snelle wisseling van de cafébazen. Ook de traditionele bierwagens aan de mijn verdwenen. Walter begon in 1980 in Eisden. Er stonden toen geen bierwagens meer aan de mijn. Het gebeurden dat na het werk iets gingen drinken, maar dat was uitzonderlijk. Dat was gedaan.  In veel voormalige cafés kwamen er ontmoetingsplaatsen voor Turkse verenigingen. Gust woont in Zolder en zag stilaan de stamcafés van de mijnwerkers verdwijnen. Waar moet ge nu gaan om een pint te drinken ? Het zijn hier allemaal Turken op de cité. Ge kunt hier juist nog in het dorp naar de ‘Oude Kring’ en de ‘Nieuwe Kring’. Als gij daar bij die Turkse cafés binnengaat, daar kunt ge zo goed een pint drinken als bij andere mensen, maar dat wordt nier gedaan.  DE MILKBAR: EEN CAFE ZONDER BIER  Eind jaren vijftig, begin jaren zestig starten verschillende mijnwerkers met een melkbar. De milkbar werd beheerd door de ondernemingsraad en uitgebaat door een zuiverfabriek of een gerant. Herman ging ‘s morgens na de nachtpost regelmatig langs in de milkbar van Waterschei voor een tas koffie of een flesje chocomelk.  Heel vroeger was er niets, toen kwam de coca cola eens de put op en die gaven iets gratis. Toen heeft het syndicaat besloten om een plaats te maken waar iedereen iets gaan drinken, behalve alcoholische dranken. Daar konden we ook een boulet krijgen, een goede tas koffie of warme choco of gewone melk met suiker, alle soorten melk waren er te krijgen. Dat was aan een schappelijke prijs, dat was goed te betalen.  In Zolder werd de milkbar uitgebaat door de zuiverfabriek Lilac en beheerd door de ondernemingsraad. Hilda was er gerante, een populaire figuur. Ook in Beringen werd de milkbar uitgebaat door Lilac. Volgens de uitbaatster van hotel Moderne dronken de mijnwerkers toch liever bier.  Getuige uit Beringen: Toen zijn ze begonnen op de mijn met melk. Toen dachten ze: ‘Dat is toch beter, melk. ‘ Toen stond die heel die rij ingenieurs daar mannen tegen te houden. ‘Kom een tas melk drinken’. Twee dagen heeft dat geduurd en ze waren allemaal terug daar. Ze zeiden dat ze werden van die melk.  Melk bracht volgens sommigen nog meer slijmen met zich een en was dus niet geschikt voor de mijnwerkers.  De milkbar blijft Tijdens de vergadering van de ondernemingsraad, op 20 augustus, heeft de heer voorzitter een brief van de zuivelfabriek Lilac voorgelezen, waarin hem werd medegedeeld dat deze firma, om financiële redenen, de milkbar van onze mijn niet langer wenst uit te baten.  Aangezien  deze sociale instelling dagelijks door talrijke personeelsleden wordt bezocht en het spijtig zou zijn indien ze moest verdwijnen, heeft de mijndirectie de nodige stappen gedaan om zo spoedig mogelijk een nieuwe uitbater aan te stellen.  Deze werd gevonden in de persoon van mevrouw Kopec-Gubanki, die de weduwe is van een Pools ondergronder en reeds verschillende jaren in de milkbar als verkoopster dienst doet.  Meverouw Kopec en haar dochter mevrouw Beets-Kopecwier echtgenoot werkt op de bovengrond, nemen alzo de zaak voor hun rekening over, met ingang 1 oktober. Wij kunnen niet nalaten deze personen warm aan te bevelen en een oproep te doen tot gans ons personeel om meer en meer gebruik te maken van onze milkbar. Moge deze dan ook de nieuwe uitbaatster een voorspoedig zaak worden !   Artikel in het personeelblad van Beringen over de nieuwe uitbaatster voor de milkbar (Onder en Boven, 3e kwart 1964)  Piere: Dan werd achteraf gezegd dat het voor de mijnwerkers niet zo goed was. Bier was gezonder. Dat was met die slijmen. Ik heb dat pertang lang gedaan.  De mijnwerkers vonden het een voordeel dat ze zich niet eerst moeste wassen, maar direct hun dorst konden wegspoelen als ze boven kwamen. Ze moesten ook geen geld op zak hebben, want het tegoed werd opgeschreven en rechtstreeks afgehouden van het loon.  Janek: Ge kwam boven, wij gingen onze melk daar zwart drinken. Ge moest uw nummer maar zeggen en dat werd afgetrokken van uw kezem. Op twee frank kwam dat geloof ik. Ik dronk dat alle dagen. De meesten gingen dat drinken, behalve de bierdrinkers.  In Zolder kwamen veel mijnwerkers voor de post een babbeltje slaan in de melkbar.  Altay: De min-18 jarigen kregen allemaal zo’n bonneke en we konden dan na de post daar melk gaan kopen. Het is eigenaardig, maar na de post bleef niemand. Het was rap drinken en wegwezen. Maar voor de post was dat net een café. Dat was zo gezellig. Het was een café zonder bier. © 
 

Steenkool komt voor in diverse kolensoorten en - kwaliteiten zoals   antraciet  ,ess- (of halfvet)kool, rookzwakke (of drie-kwart vet)kool en vetkool. Het verschil in gasgehalte maakt het onderscheid tussen deze varianten. Antraciet bevat het minste gas en vetkool het meest. Antraciet en magere kolen zijn gasarm en met name geschikt voor de huisbrand.

De esskolen en rookzwakke kolen zijn bestemd voor industrieel gebruik of als brandstof in   elektriciteitscentrales  . Vetkolen zijn zeer gasrijk; bij verhitting vergruizen deze kolen tot blokjes en klitten aaneen tot sintels. Deze zijn daardoor zeer geschikt voor de fabrikage van  cokes ; een harde kool, bijna rookvrij en nagenoeg zonder zwavel en  fosfor .  Cokes wordt voornamelijk gebruikt bij de productie van ijzer door  hoogovens  en gieterijen. 

Het  gas  dat bij de productie van cokes vrijkomt is een energiebron maar ook een grondstof voor de bereiding van stikstof  kunstmest  en andere chemische producten. Vetkool kan ook direct worden ingezet als brandstof voor de industrie, schepen en  locomotieven .      Bij de winning van huisbrandkolen komen ook veel vergruisde kolen vrij, de zogenaamde fijnkolen.

De fijnkolen zijn niet geschikt als huisbrandkolen, maar worden als - goedkopere - industriekolen verkocht. Door fijnkool en  pek  te mengen en vervolgens samen te persen kunnen briketten en  eierkolen  worden gefabriceerd die wel weer geschikt zijn voor huisbrand. 

Gastarbeiders op hun gezamenlijke kamer in een Belgische pension in de jaren zeventig

Met gastarbeider wordt bedoeld iemand die tijdelijk naar een ander land komt om daar arbeid te verrichten. De beweegreden voor een dergelijke actie is vrijwel altijd een economische: er is te weinig werk in het thuisland en er is voldoende vraag naar arbeiders in het gastland.

Tijdelijk houdt in, dat het de bedoeling is terug te keren naar het land van herkomst, wanneer dat niet meer het geval is, is er sprake van immigratie en wordt de gastarbeider een immigrant. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er naar de rijkere West-Europese landen veel gastarbeiders gekomen. Eerst (voornamelijk voor de kolenmijnen) onder meer uit Polen en de Balkanlanden. In het begin van de jaren 60, werden ten dienste van de zware industrie, mensen gehaald uit landen als Italië - Spanje en Portugal.

In 1964 sluit de Nederlandse regering een wervingsakkoord met Turkije en op 14 mei 1969 volgt Marokko. De gastarbeiders werden naar Nederland gehaald omdat veel Nederlanders het zware- en vuile werk niet meer wilden doen. De uit deze politiek voortvloeiende massa-immigratie werd betaald door de aardgasbaten. Veel gastarbeiders vonden al zoekend naar betere werkomstandigheden dan in de omliggende landen ook zelf de weg naar Nederland. Lees meer...  © E.C.

 

Arbeidsmigranten uit het buitenland speelden een belangrijke rol in de personeelsvoorziening van de Limburgse italiaanse_gastarbeiderssteenkolenmijnen. Als achtste en laatste project van Mijn Verleden Mijn Toekomst worden de gastarbeiders voorgesteld.

Vóór de Tweede Wereldoorlog waren dat voornamelijk Duitsers, Polen en Slovenen. Zij werden vooral aangenomen omdat ze ervaring hadden in ondergrondse mijnarbeid. In deze jaren van snelle opbouw van de mijnen hadden de mijndirecties een groot tekort aan ervaren mijnwerkers. In Limburg zelf waren die in onvoldoende mate te vinden. In 1930 werkten er 12.000 arbeidskrachten uit het buitenland in de Limburgse mijnen. Dat was ongeveer een derde van de totale personeelssterkte.

Tijdens de economische crisis van de jaren 1930 moesten de mijnen inkrimpen. Vooral buitenlandse mijnwerkers werden ontslagen. Daarom was in 1939 het aantal buitenlanders in de Limburgse mijnen teruggelopen tot 3.400, 10 procent van het totale aantal mijnwerkers.

Na de Tweede Wereldoorlog moesten de mijnen opnieuw regelmatig een beroep doen op mijnwerkers uit het buitenland. Het verschil met de vooroorlogse periode was vooral dat de arbeidsmigranten nu voornamelijk ongeschoolde mijnwerkers waren. In de Limburgse mijnen kregen ze een basisopleiding voor de ondergrondse arbeid. Ze kregen een tijdelijk arbeidscontract. Het waren met andere woorden gastarbeiders, die na één of twee jaar werk in de mijnen weer naar huis zouden terugkeren.

Tussen 1948 en de sluiting van de laatste mijn in 1974 wierven de Limburgse mijnen deze gastarbeiders in verschillende landen, zoals Italië, Spanje, Joegoslavië, Griekenland en Marokko. Italianen en Spanjaarden arriveerden per trein in Limburg. In de jaren zestig werd ook het vliegtuig gebruikt, bijvoorbeeld voor de Joegoslaven die vanaf 1962 werden geworven.

Logement.In 1948 sloten de Nederlandse en de Italiaanse overheid een overeenkomst, die het mogelijk maakte dat de mijnen in Italië arbeidskrachten konden werven.

Eind jaren veertig kwamen ongeveer 700 Italianen naar Limburg. Een veel grotere groep (enkele duizenden) kwam in de jaren tussen 1956 en 1958. In 1962 en 1963 arriveerde een laatste groep van ongeveer 200 Italiaanse mijnwerkers in Limburg. Ze werden aanvankelijk geworven in het noorden van Italië, maar later vooral op Sardinië en in de provincie Abruzzen.

De mijnen zorgden voor deze jonge, meestal ongehuwde gastarbeiders voor kost en inwoning in gezellenhuizen.

Ook betaalden de mijnen de reis naar Limburg. De Italianen kwamen per trein aan op station Maastricht. Daar werden ze opgewacht door vertegenwoordigers van de Limburgse mijnen, die de nieuwe arbeiders naar hun woonplek begeleidden.

Vanaf 1962 wierven de mijnen ook in Spanje. Een kleine duizend Spaanse mijnwerkers besloten hun geluk in de Limburgse mijnen te gaan beproeven. Ook zij reisden groepsgewijs met de trein naar Limburg, waar ze op station Maastricht arriveerden.

Gastarbeider-2

Veel gastarbeiders viel het zware en ongezonde werk in de mijn tegen. Lang niet iedereen diende zijn contract uit, ook al omdat de heimwee vaak toesloeg. Bovendien waren er de nodige culturele obstakels. Zo protesteerden in april 1963 ongeveer 200 Spaanse gastarbeiders tegen het eten in de gezellenhuizen Leijenbroek (Sittard) en De Egge (Brunssum) dat volgens hen niet goed was.

Ze kregen gerechten voorgezet die ze in Spanje niet kenden. Toen ze in staking gingen, werden ze door Staatsmijnen op staande voet ontslagen. Bemiddelingspogingen van onder meer de Spaanse viceconsul mislukten en uiteindelijk vertrokken naar aanleiding van het conflict bijna 300 Spaanse mijnwerkers uit Limburg. Zij stapten in Maastricht op de trein, blij dat ze terug naar huis konden. ©

 

Een grensarbeider is iemand die in één land (het werkland) werkt, in een ander land (het woonland) woont en gewoonlijk dagelijks of ten minste eenmaal per week naar het woonland terugkeert. Een grensarbeider wordt ook wel een grensganger genoemd. Voor grensarbeiders is de belasting en de uitvoering van wetten op het gebied van de sociale verzekering administratief nog niet zo eenvoudig geregeld, niet voor de grensgangers zelf en niet voor de ambtenaren die de regelingen moeten uitvoeren. Zo kunnen grensgangers vaak in meerdere landen belasting en premies betalen en van voorzieningen gebruik maken. Lees meer... ©

 

 

HOUTHALEN - HELCHTEREN

Arrondissement Maaseik: provincie Limburg

Deelgemeenten: Helchteren, Houthalen

7827 ha; 30.000 inwoners 

Helchteren 3530

6.640 inwoners

1107: Haletra; haledjra= jeneverbessenstruik

Helchterenaar; Helchterens

2979 ha; Kempisch plateau; 65-80m); heide, bossen en weiden; doorsneden door enkele beken, onder meer de Mangelbeek op de grens met Houthalen

woondorp; handel; industrie, kazerne, vakantiepark

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 15 km) en Neerpelt/Lommel 

GESCHIEDENIS

De heerlijkheid Helchteren hing tijdens het ancien regime af van de abdij van Sint-Truiden, die hier een waterslot, ter Dolen, liet bouwen. De abdij bevat zowat de geestelijke als de heerlijke rechten in het dorp. Er waren vier gehuchten, De Hoef, Dorp, Kunsel en Sonnis, die alle vier op de noordelijke helling van de Mangelbeek lagen. 

Helchteren werd geleidelijk ontsloten door de aanleg van de weg Luik-’s-Hertogenbosch in 1768-1788, de bouw van een station aan de spoorweg Hasselt-Eindhoven in 1865 en aanleg van de weg Heusden-Bree in 1908-1910.

Vooral de ontginning vanaf 1930 van de steenkoolmijn Helchteren-Zolder en de inplanting van de kazerne tussen het dorpcentrum en het gehucht Sonnis, hebben het aanzicht van het dorp gewijzigd. Alleen in het oostelijke gehucht Sonnis is het eeuwenoude agrarische nog bewaard gebleven. 

In september 1944 werd in Helchteren hevig slag geleverd tussen en Duitse troepen. Na de oorlog werden nog een kazerne en een schietveld voor aangelegd, zodat momenteel één derde van het grondgebied gebruikt wordt door de militairen. 

BEZIENSWAARIGHEDEN

De driebeukige neogotische Sint-Trudokerk  van 1890-1895 is van baksteen met sierelementen van natuursteen. Architect was H. Martens uit Stevoort. De kerk werd in 1910-1911 gewijzigd: de toren werd en het schip verbouwd. Het meubilair is neogotisch van ca. 1895-1896, behalve twee laat-barokke portiekaltaren, drie biechtstoelen en een koperen doopvont uit de 18 de eeuw. Het orgel uit 1884-86 is van de Maastrichtse orgelbouwer Pereboom & Leyser.

Verder enkele 16 de eeuwse zoals het triomfkruis, een gekruisigde Christus, Sint-Trudo, Sint-Anna-ten-Drieën, Sint-Sebastiaan en Sint-Luciabeeld dateert van ca. 1700.

Bij de Sint-Trudokerk ligt het ontmoetingscentrum de Roepsteen, alsook het vroegere gemeentehuis van Helchteren, met een gedenkplaat Jan Wouters. Ervoor een monument voor de gesneuvelde uit de beide wereldoorlog, alsook onder een linde de oude roepsteen, waarop de belleman zijn nieuws vertelde. Aan de kerk staat nog een Heilige Hartbeeld met een gedenkplaat voor pastoor Felix Germens (1887-1923). Verspreid over de gemeente staan verscheidene kapellen, onder meer langs de Helzoldstraat, de Kapelstraat en aan de Hulsthagenstraat. Deze laatste werd opgericht in 1946 als herdenking aan de slachtoffers uit de wereldoorlogen en is geklasseerd als legermonument. 

Ten noorden van de dorpkern ligt het waterslot de Dool.  Het is een versterkt herenhuis en voormalig zomerverblijf van de abten van Sint-Truiden. De kern van het ‘kasteel’ is een nagenoeg vierkant binnenhof, aanvankelijk versterkt door ronde hoektorens waarvan de twee noordelijke bewaard bleven. In de17de-eeuw abtsverblijf verruimd. In opdracht  van abt R. Mottart, 1780-1783, werd het gebouw tot een U-vormig classicistisch landhuis verbouwd. Ook de laatgotische huiskapel werd toen aangepast. In 1797 werd het domein openbaar verkocht. Voor het kasteel ligt een boerderij, waarin sedert 1994 een ambachtelijke brouwerij en een taverne zijn ondergebracht. De omgeving van het kasteel De Dool is als landschap geklasserd.

Ten noorden hiervan bevindr zich het park Molenheide 180 ha, een vrijetijds-en vakantiepark het bungalows, campings, sutropisch zwembad, congrescentrum en sportinfrastructuur. Ter westen ligt het Wild- en wandelpark en Molenheide, 100 ha, een omheind natuurgebied, waar inheemse dieren als herten in hun vertrouwen omgeving leven.

Op het gehucht Sonnis nog verscheidene oude boerderijen, typisch Kempense langgevelhoeves, in baksteen.

Aan de Heerkensweg, zgn. “kasteeltje” Hoeverheide, gebouwd ca 1870 door de Aalsterse textielbaron Leon Leirens. De Toscane villa ligt in een Engels landschapspark met exotische bomen. De gemeente heeft ook

enkele fraaie villa’s uit het interbellum, onder meer langs de Kazernelaan en in de Korte Heidestraat. 

EVENEMENTENKALENDER

Pinksteren: kermis

voorlaatste weekend van juli: modelvliegtuigenmeeting “Jets over Pampa”

voorlaatste weekend august: Ter Dolen fietshappening

zondag na 8 september: kermis 

GASTRONOMIE

Ter Dolen bier 

Houthalen 3530

23.360 inwoners

1117: Hallu, ca. 1212 Holt-Halen = bos, en Halen= bochtig hoogland

Houthalenaar; Houthalens

4849 ha; Kempisch plateau (60-75 m); doorsneden door enkele beken die alle naar het zuidwest vloeien, zoals de Laambeek op grens met Zonhoven en Mangelbeek op de grens met Helchteren

regelmatig bussen naar Hasselt (station, 12 km), Genk, Beringen en Neerpelt/Lommel

woondorp, sociale woonwijken; handel; industrie; verzorgingscentrum 

GESCHIEDENS

Er zijn verscheidene vondsten uit de prehistorie en uit de vroege middeleeuwen. In 1141 verwierven de norbertijnen van Floreffe (Namen) het domein Hengelhoef en in 1228 Kelchterhoef. De norbertijen hadden ook de geestelijke zeggenschap over de kerken van Houthalen en Laak, benoemden er de pastors en indien de tienden. Op wereldlijk vlak behoorde Houthalen tot het graafschap Loon en later tot de heerlijkheid Vogelzang, die ook de omliggende dorpen Zonhoven, Zolder en een deel van Heusden omvatte.  

Houthalen had zoals de omliggende dorpen vaak te lijden van doortrekkende legers. Bijgevolg bouwden de inwoners vier schansen in de wijken, als bescherming tegen de soldateske. De ontsluiting van het dorp kwam er met de aanslag van de weg Luik- ’s Hertogenbosch in 1760-1770 en vooral de exploitatie van de steenkoolmijn vanaf 1938. De steenkoolmijn zorgde voor explosieve bevolkingsgroei, waarbij ook talrijke migranten van buiten Europa kwamen. De wijken Meulenberg en Houthalen-Oost  zijn volledig nieuw gebouwd na de tweede wereldoorlog. In 1965 ging de steenkoolmijn dicht, maar op het geëgaliseerde steenstort werd een industrieterrein aangelegd, zodat de werkgelegenheid verzekerd bleef. Na groeide het centrum uit tot kleinstedelijk handelscentrum.  

BEZIENSWAARDIGHEDEN 

Het moderne gemeente van 1959 is een ontwerp van architect L. Van den Vondel. In de bovenhal hangt het wandtapijt “De Weerwolf” van Houthalense kunstenares Simone Reynders. Op het plein voor het gemeentehuis eert een modern oorlogsmonument van 1970 de nagedachtenis van de slachtoffers van de twee wereldoorlogen.

De modern-gotische Sint-Martinuskerk van 1938-1940 werd door J. Deré uit Hasselt ontworpen. Ze is van buiten van bergsteen, van binnen van baksteen. Ze loodrecht gebouwd op de oude kerk, waarvan de laatgotische bakstenen toren uit ca 1500 en het gotisch koor uit 1437, opgetrokken uit maaskeien en mergel, bewaard bleven. Deze bouwelemeten zijn in de nieuwe kerk opgenomen. In het oud koor staat een barokaltaar, met het 17de-eeuwse paneel Aanbidding der Herders. Onder de toren, met zwaar kruisribbengewelf, bevindt zich de doopkapel met laat 18de-eeuws portiekaltaar en blauwarduinen wijwatervat van 1560.

De kerk bezit fraaie houten beelden uit 16de eeuw: de H. Blasius, de H. Barbara, een Sint-Anna-ten-Drieën, de H. Sebastiaan, Christus aan kruis, de H. Rochus en de H. Ambrosius. Enkele geelkoperen kandelaars en het zilverwerk dateren uit de 17de-18de eeuw.

De houten preekstoel is van 1687. De art-deco glasramen zijn van Brusselse glazenier Frans Crickx.

In de Maaslandse norbertijnerpastorij van 1739 is fraai stucwerk. Ze wordt ook wel de omgekeerde pastorie genoemd, omdat ze de mooiste kant van de tuin toe ligt?

Bezienswaardig is ook het Filip Nerilyceum, gebouwd in 1962-65 in de stijl van het brutalisme, naar ontwerp van architect A. Hoppenbrouwers. Het gebouw wordt gekenmerkt door betonskeletbouw, met veel gebruik van glas en hout. Aan de Oudstrijderslaan ligt de Grieks-orthodoxe kerk. Langs de Grote Baan en de Ringlaan staan nog enkele fraaie villa’s in een parkachtige entourage.

In het winkelcentrum herinneren diverse monumenten aan de verdwenen mijnindustrie, zoals een kolensnijtrommel, een persluchtlocomotief en drie mijnwagens of berlengs. Hier staat ook het Lachmanneke, een ontwerp van Bernard Keunen en Rik Jacibs. Aan de Guldensporenlaan staat een modern beeld “De mijnwerker” van Flor Verbist. Dezelfde kunstenaar ontwierp ook het monument “Gevallen vleugels” op het kerkhof, ter herdenking aan de geallieerde piloten die neerstortten in de gemeente tijdens de tweede wereldoorlog. 

Op een  kleine hoogte in het gehucht Laak, ten noorden van het centrum, rijst de 17de-18de-eeuwse eenbreukige Kerk Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Ze is gebouwd in baksteen, het koor in mergelsteen. De bakstenen westertoren heeft een klokdak met peervormige spits. Het tongewelf van de kerk is met stucwerk versierd. Er staat een laat- 18de-eeuws portiekaltaar en enkele beelden in volkskunst.

De moderne Sint-Jozefskerk van 1965 is een ontwerp van architect Dewandre uit Hasselt. Het is een eenbeukige zaalkerk, met voorportaal en klokkentoren. Nog in Laak staat de kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Onrust. Het is een eenvoudige kapel onder linden, die in 1980 door een storm verwoest werd, maar nadien heropgebouwd. 

Langs de Pastorijstraat liggen nog enkele gebouwen van de voormalige steenkoolmijn, onder meer het vroegere administratief centrum, waarin nu het museum Ons Mijnverleden is ondergebracht. Het museum biedt een didactisch overzicht van de geschiedenis van de steenkooluitbating in Limburg. 

Achter dit mijngebouw staan twee schachtbokken, in de volksmond “Bellefleurkes” genoemd, die vroeger de liftkooien ondersteunden die de mijnwerkers naar beneden en de steenkool naar boven brachten. 

Verder staan er nog enkele bijgebouwen, alsook de vroegere Mijnschool, nu centrum voor deeltijds onderwijs, gebouwd in 1958 in modernistische stijl n.o.v. de joods-russische achitect Isia Isgour. 

Isgour tekende trouwens verscheidene gebouwen in opdracht van de steenkoolmijn van Houthalen in de wijk Meulenberg. Deze wijk, aan de overkant  van de Grote Baan, werd aangelegd vanaf 1938, met verschillende soorten woningen voor ingenieurs, bedienden en mijnwerkers: onderscheid moest er zijn ! Opvallend in het geometrische stratenplan zijn de brede lanen en de talrijke ronde punten, in die tijd voorwaar een noviteit ! 

Isgour ontwierp er lagere scholen, een kleuterschool, twee kloosters en een casino, thans cultureel centrum. Tot in de jaren 1970 stonden de schoolgebouwen model in Limburg en zelfs in het buitenland. Voorts in de wijk Meulenberg ook nog een Turkse en Marokkaanse moskee. Aan de weg ’t Genaderen ligt een gerestaureerde watermolen, nu ingericht als taverne, alsook nog een oude vakwerkboerderij. 

Grenzend aan de wijk Meulenberg werd in de jaren 1955 de wijk Tenhout  gebouwd door een sociale woningmaatschappij.  Bezienswaardig is een stenen gedenkkruis uit 1981, dat  herinnert aan de slag van Houthalen uit 1831, waarbij het Belgische en Nederlandse leger tegenover elkaar stonden. Lees meer...

In de wijk Kwalaak staat sinds 1952 de modern-gotische Sint-Leonarduskapel, die een ouder bedehuis vervangt. 

Aan de weg naar Zwartberg ligt het domein Kelchterhoef,  460 ha, bos, heide, vennen en een waterplas met aanpalende camping. De basberg is een gezinsvriendelijk vakantiecentrum. Op het domein Kelchterhoef liggen er nog enkele oude Kempische langgevelhoevers, zoals hoeve Jan en hoeve Mieneke, die nu als horecazaak zijn ingericht. Ook een vierkanthoeve, de Abdijhoeve, is nu als restaurant in gebruik. Kenmerk voor deze hoeves is het gebruik van houten skeletbouw in de gevels. Op het domein staan nog fraaie beuken en kastanjedreven. 

De wijk Houthalen-Oost werd vroeger “Park van Genk” genoemd, omdat er tot in 1960 geen rechtstreekse verbinding met
Houthalen-Centrum was en de wijk eerder aansloot bij de Genkse wijk Zwartberg. De naam “park” herinnert misschien aan Caroline du Parc, die hier in 1857  27 ha heidegrond erfde.

Deze wijk werd volledig gebouwd na de tweede wereldoorlog, en heeft bijgevolg weinig monumenten te bieden. De bakstenen kerk
Onze-Lieve-Vrouw der Armen dateert van1953. Bezienswaardig is wel grafkapel van de familie Masy uit 1905, gebouwd in gewapend beton, naar het voorbeeld van de Byzantijnse kapel van Gallia Placida in het Italiaanse Ravenna. Het domein Masy, met een fraaie collectie exotische bomen, ligt op grondgebied Meeuwen en binnen het militair domein van het schietveld te Helchteren, dus slechts zeer beperkt toegankelijk. In de nabijheid ligt ook het domein luciebos, aangelegd door de Luikse familie Thorn-Roberti, met een herenhuis uit 1874-76 en een kasteeltje uit
1924-1926.

Hengelhoef is eveneens een vakantiecentrum met subtropisch zwembad, te midden van 300 ha bossen en vijvers, waarvan een gedeelte ook op grondgebeid Genk ligt. Bezienswaardig is hier het kasteel Engelhof uit 1903, gebouwd door baron Fernand de Beeckman
- de Vieusart. Ernaast liggen de oude hoevegebouwen, met in de poort een stenen wapenschild van dezelfde familie. 

Ten Haagdoornheide is een staatsnatuurreservaat, gelegen tussen de wijk Meulenberg, de Weg naar Zwartberg, de Donderslag en de E-314 autoweg. Er is ondergrondse doorgang onder de autoweg naar het nabijgelegen natuurgebeid van de Teut te Zonhoven. 

De Sint-Catherinakapel  in Lillo is van 1617. Ze bezit een 18de-eeuws portiekaltaar, en enkele gepolychromeerde beelden. De H. Barbara is van 1460-1470, twee beelden van de H. Catharina uit 16de en 17de eeuw en een O.-L.-Vrouw met kind uit de 18de eeuw. Ernaast ligt de hoeve Claes met jaarankers uit 1746. Het is een typische Kempische langgevelhoeve, met  de lange, zonnige kant naar het zuiden gericht. Langs de modern-gotische  Sint-Antoniuskerk uit 1954 staat een herdenkingsmonument voor meester Romain Surinx (+1940).

Ook de schans van Lillo  is nog goed bewaard gebleven. De vallei van Mangelbeek is een waardevol moerasgebeid. 

EVENEMENTENKALENDER

tweede weekend van maart:  occasiebeurs voor zwerfauto’s en caravans

eerste zondag van mei: kermis Houthalen-centrum

Pinksteren: kermis Houthalen-Oost

voorlaatste weekend van juni: Lus van het Zwarte Goud (fietsocht)

twee laatste weekends van juni en eerste weekend van juli: Tuinzondagen

tweede weekend van juli: Internationale Van & Special Carmeeting

rond 11 juli: Internationaal Lachfestival

eerste zondag van september: Kelchteren kermis

laatste zondag van septemeber: kermis Houthalen-centrum

derde zondag van december: Kerstlichtjes (Kelchterhoef) 

GASTRONOMIE

Heeborrel en grappie (jenever)  © E.C.

Lees meer...